ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1675

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/12847
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ophouding vreemdeling ex Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 17 april 2001 uitspraak gedaan in een beroep van een vreemdeling, hierna te noemen A, tegen de Staatssecretaris van Justitie. De vreemdeling was op 1 april 2001 staande gehouden en vervolgens opgehouden op grond van artikel 50, tweede en derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000). De rechtbank ontving op 2 april 2001 het beroep van de vreemdeling, waarin ook schadevergoeding werd verzocht. De vreemdeling was na de ophouding op 1 april 2001 heengezonden en niet in bewaring gesteld.

De rechtbank oordeelde dat het beroep, voor zover gericht tegen de inbewaringstelling, niet-ontvankelijk moest worden verklaard, aangezien de vreemdeling niet in bewaring was gesteld. De gemachtigde van de vreemdeling voerde aan dat er geen stukken beschikbaar waren om de rechtmatigheid van de ophouding te beoordelen. De rechtbank stelde vast dat er geen documentatie was over de omstandigheden van de staandehouding en ophouding, waardoor de rechtmatigheid niet kon worden getoetst. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de ophouding gegrond was.

De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat de vreemdeling slechts korte tijd zijn vrijheid was ontnomen en er geen informatie was over de aard van de gestelde schade. De rechtbank veroordeelde de Staatssecretaris van Justitie in de proceskosten van de vreemdeling, vastgesteld op f 1420,-. Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open, voor zover het betreft het beroep tegen de oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht
juncto artikel 94 Vreemdelingenwet 2000
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 01/12847 VRWET
Inzake : A, hierna te noemen de vreemdeling,
gemachtigde mr. B. Snoeij, advocaat te Amsterdam,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. T. Ponte, ambtenaar ten departemente.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De vreemdeling heeft gesteld te zijn geboren op [...] 1976 en de Surinaamse nationaliteit te hebben.
Op 1 april 2001 heeft verweerder de vreemdeling staandegehouden en vervolgens op grond van artikel 50, tweede en derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000) opgehouden, waarna aan de piketcentrale melding is gedaan van het
voornemen om de vreemdeling op grond van artikel 59 Vw2000 in bewaring te stellen.
Op 2 april 2001 heeft de rechtbank het namens de vreemdeling ingediende beroep ex artikel 94 Vw2000 ontvangen, waarbij tevens is verzocht om schadevergoeding.
Op 1 april 2001 is de vreemdeling na ophouding heengezonden.
Openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 9 april 2001. De vreemdeling is aldaar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
II. OVERWEGINGEN
Blijkens de op 6 april 2001 ontvangen telefoonnotitie van verweerder is de vreemdeling na te zijn opgehouden heengezonden. De vreemdeling is derhalve niet in bewaring gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank dient het beroep voor
zover gericht tegen de inbewaringstelling dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Uit hetgeen de gemachtigde van de vreemdeling ter zitting heeft aangevoerd maakt de rechtbank op dat het beroep dient te worden opgevat als gericht tegen de ophouding ex artikel 50, tweede en derde lid Vw2000.
De gemachtigde van de vreemdeling voert aan dat er geen stukken beschikbaar zijn op grond waarvan de rechtmatigheid van de ophouding en de daaraan voorafgaande staandehouding van de vreemdeling beoordeeld kunnen worden. Onder deze
omstandigheden dient schadevergoeding te worden toegekend.
De rechtbank oordeelt dienaangaande als volgt.
Op grond van artikel 93, eerste lid, Vw2000 wordt de ophouding gelijkgesteld met een besluit, waartegen ingevolge artikel 93, tweede lid Vw2000 geen bezwaar openstaat, zodat rechtstreeks beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank.
In het onderhavige geval zijn - zoals ter zitting door de gemachtigde van verweerder is erkend - geen stukken opgesteld waaruit kan blijken onder welke omstandigheden de staandehouding en de daaropvolgende ophouding tot stand zijn
gekomen. Ook ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder niet de vereiste informatie kunnen verschaffen.
De rechtbank is van oordeel dat nu de rechtmatigheid van de ophouding bij gebrek aan documentatie niet kan worden getoetst, het beroep reeds om die reden gegrond dient te worden verklaard.
De rechtbank ziet in het bovenstaande geen aanleiding over te gaan tot het toekennen van een vergoeding wegens geleden immateriële schade.
Zij overweegt daartoe dat betrokkene slechts korte tijd zijn vrijheid is ontnomen en dat hij niet in bewaring is gesteld, terwijl omtrent de aard van de gestelde schade niets is aangevoerd.
De rechtbank ziet in dit geval aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door de vreemdeling gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op voet van het
bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op f 1420,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt f 710,- en wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van de
vreemdeling een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Awb te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
III. BESLISSING
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage:
RECHT DOENDE:
1. verklaart het beroep voor zover dit is gericht tegen de toepassing van de maatregel ex artikel 59, eerste lid Vw2000 niet-ontvankelijk;
2. verklaart het beroep tegen de toepassing van artikel 50, tweede en derde lid, Vw2000 gegrond;
3. wijst het verzoek om schadevergoeding af;
4. veroordeelt verweerder in de proceskosten ad f 1420,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier dient te vergoeden.
IV. RECHTSMIDDEL
Krachtens artikel 95 Vw2000 staat tegen deze uitspraak voor zover het betreft het beroep tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel voor partijen hoger beroep open.
Het beroepschrift dient binnen één week na verzending van deze uitspraak te worden ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Voor zover in deze uitspraak is beslist op het verzoek om schadevergoeding staat daartegen krachtens artikel 84 aanhef en onder d Vw2000 geen hoger beroep open.
Aldus gedaan door mr. J. Eisses en uitgesproken in het openbaar op 17 april 2001, in tegenwoordigheid van J.J. Brands, griffier.
afschrift verzonden op: 19 april 2001