ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1650
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- G.W.S. de Groot
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en vrijheidsontneming van verzoeker bij aankomst op Schiphol
In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van verzoeker, die op 1 december 2000 op de luchthaven Schiphol arriveerde. Verzoeker heeft bij aankomst aangegeven asiel te willen aanvragen, maar werd pas op 12 december 2000 overgebracht naar het Aanmeldcentrum (AC) voor de afhandeling van zijn aanvraag. De rechtbank oordeelt dat de wachttijd van twaalf dagen onaanvaardbaar lang is, gezien de beleidsregels van de KMar die een maximale wachttijd van zes uur voorschrijven. De president van de rechtbank concludeert dat verzoeker vanaf 1 december 2000 als asielzoeker moet worden aangemerkt en dat de vrijheidsbenemende maatregel die op hem is toegepast, onrechtmatig is geweest. Het beroep tegen de voortduring van deze maatregel wordt gegrond verklaard.
De rechtbank vernietigt de beschikking van de Staatssecretaris van Justitie van 15 december 2000, waarin de aanvraag om toelating als vluchteling werd afgewezen. De president oordeelt dat de aanvraag ten onrechte in de AC-procedure is afgedaan, omdat verzoeker al op 1 december 2000 asiel heeft willen aanvragen. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, maar kent verzoeker een schadevergoeding toe voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. De rechtbank veroordeelt de Staatssecretaris in de proceskosten en bepaalt dat het griffierecht aan verzoeker moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. G.W.S. de Groot, fungerend president, en is openbaar uitgesproken op 3 januari 2001.