ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1561
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Informatielast bij vreemdeling en aanvraag vergunning tot verblijf
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiseres, een Peruaanse vrouw, voor een vergunning tot verblijf in Nederland bij haar partner, die de Ecuadoraanse nationaliteit heeft. Eiseres diende haar aanvraag in op 4 september 1998, maar deze werd op 15 oktober 1998 afgewezen. Eiseres maakte bezwaar, maar dit werd op 18 maart 1999 ongegrond verklaard. Vervolgens stelde zij beroep in bij de rechtbank, die het beroep versneld behandelde. Tijdens de zitting op 14 april 2000 werd het onderzoek geschorst om nadere informatie te verkrijgen over het inkomen van de echtgenoot van eiseres. Eiseres overhandigde later een arbeidsovereenkomst van haar echtgenoot, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet kon worden meegenomen in de beoordeling, omdat deze pas na het bestreden besluit was overgelegd. De rechtbank benadrukte dat de vreemdeling de verplichting heeft om alle relevante gegevens te verstrekken tijdens de bestuurlijke besluitvorming. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag rechtmatig was, omdat de echtgenoot van eiseres niet voldeed aan het middelenvereiste. De rechtbank oordeelde ook dat er geen klemmende redenen van humanitaire aard waren die een uitzondering op de regels rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris van Justitie.