ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1410
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Sri Lankaanse Tamil met risico op detentie en marteling
In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van verzoeker, een Sri Lankaanse Tamil, die een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend tegen de afwijzing van zijn aanvraag om toelating als vluchteling. De rechtbank heeft op 6 maart 2001 uitspraak gedaan. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij behoort tot de Tamil bevolkingsgroep en dat hij bij terugkeer naar Sri Lanka risico loopt op detentie en marteling vanwege zijn vermeende betrokkenheid bij de Liberation Tigers of Tamil Eelam (LTTE). De president van de rechtbank heeft de eerdere ambtsberichten van de Minister van Buitenlandse Zaken in overweging genomen, waarin wordt gesteld dat de situatie voor Tamils in Sri Lanka zorgwekkend is, maar niet zodanig dat zij zonder meer als vluchteling moeten worden aangemerkt. De president heeft vastgesteld dat de conclusie in de brief van 7 februari 2001, waarin wordt gesteld dat het risico op detentie van langer dan 48/72 uur alleen bestaat bij verdenking van betrokkenheid bij de LTTE, afwijkt van eerdere ambtsberichten. De president heeft geoordeeld dat de bestreden beschikking van verweerder niet in stand kan blijven, omdat verzoeker bij terugkeer naar Sri Lanka een reëel risico loopt op een onmenselijke behandeling als bedoeld in artikel 3 EVRM. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de bestreden beschikking vernietigd, met de opdracht aan verweerder om binnen tien weken een nieuwe beschikking te nemen op de aanvraag van verzoeker.