ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1409
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Tamil man uit Sri Lanka met littekens
In deze zaak heeft de president van de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 5 maart 2001 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Tamil man uit Sri Lanka. De verzoeker, geboren in 1981, heeft een asielaanvraag ingediend, maar deze is door de Staatssecretaris van Justitie als kennelijk ongegrond verklaard. De president oordeelt dat het asielrelaas van de verzoeker ongeloofwaardig is, mede door tegenstrijdige verklaringen en onwaarschijnlijkheden in zijn verhaal. De verzoeker heeft aangevoerd dat hij door de LTTE (Tamil Tijgers) is bedreigd en mishandeld, maar de president concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de autoriteiten in Sri Lanka specifiek op de verzoeker gericht zijn.
De president heeft ook overwogen dat de verzoeker, ondanks zijn littekens, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Sri Lanka een reëel risico loopt op foltering of onmenselijke behandeling. De president wijst erop dat het enkele hebben van littekens niet voldoende is om aan te nemen dat de verzoeker meer risico loopt dan andere jonge Tamils. Bovendien beschikt de verzoeker over een hoogstwaarschijnlijk echt Sri Lankaans identiteitsbewijs en kan hij terugreizen met een reisdocument van de Sri Lankaanse ambassade.
De president heeft de overschrijding van de 48-uurs termijn in de AC-procedure niet als reden voor niet-inwilliging van de asielaanvraag geaccepteerd, omdat deze overschrijding voornamelijk te wijten was aan een tolkenprobleem. De president concludeert dat de aanvraag om toelating als vluchteling terecht is afgewezen en dat er geen aanleiding is voor een voorlopige voorziening. De uitspraak is definitief en er staat geen gewoon rechtsmiddel open.