ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1404
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-inwilliging aanvraag vluchtelingenstatus en vergunning tot verblijf op grond van driejarenbeleid
In deze zaak gaat het om het beroep van eiser, een Iraanse nationaliteit, tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie om zijn aanvraag voor toelating als vluchteling en een vergunning tot verblijf te weigeren. De rechtbank heeft op 16 maart 2001 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij het beroep gegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheid dat de REK-check pas na de bestreden beschikking was uitgevoerd, relevant was voor de beoordeling van het tijdsverloop in de beroepsprocedure. Dit tijdsverloop werd als relevant aangemerkt, wat betekende dat de rechtbank de niet-inwilliging van de aanvraag niet kon handhaven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder niet voldoende had onderzocht of de beslissing op de aanvraag van eiser een deugdelijke feitelijke grondslag had. De rechtbank heeft de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen in stand blijven voor de niet-inwilliging van de aanvraag om toelating als vluchteling. Eiser werd een vergunning tot verblijf op grond van het driejarenbeleid verleend, ingaande 16 januari 2000. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op ƒ 1.420,-, en het betaalde griffierecht van ƒ 50,- diende door de Staat der Nederlanden te worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier heeft het afschrift op 22 maart 2001 verzonden.