ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1400

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 99/4300 WAV
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een tewerkstellingsvergunning voor een Turkse baklavabakker na afwijzing door de Arbeidsvoorziening

In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 16 januari 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een tewerkstellingsvergunning voor de functie van 'Turkse baklavabakker'. Eiseres, handelend onder de naam 'Bakkerij B', had op 19 september 1997 een vergunning aangevraagd voor haar werknemer van Turkse nationaliteit. De aanvraag werd op 3 september 1998 afgewezen door de Algemene Directie voor de Arbeidsvoorziening, omdat er voldoende prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt zou zijn. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens is beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 18 oktober 2000 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Eiseres stelde dat zij voldoende inspanningen had verricht om kandidaten te vinden, waaronder het plaatsen van advertenties in regionale en landelijke kranten en het informeren bij collega-banketbakkers. De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte had gesteld dat er voldoende prioriteitgenietend aanbod beschikbaar was, aangezien er geen geschikte kandidaten waren die het specifieke specialisme van baklavabakken beheersen. Bovendien was het volgen van een interne opleiding tot baklavabakker niet mogelijk.

De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de vergunning niet gerechtvaardigd was en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op f 1.420,-. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van aanvragen voor tewerkstellingsvergunningen, vooral in gevallen waar specifieke vaardigheden vereist zijn en waar de beschikbaarheid van kandidaten niet kan worden aangetoond.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht
juncto artikel 33a Vreemdelingenwet
__________________________________________________
Reg.nr: AWB 99/4300 WAV
Inzake: 1. A, handelend onder
de naam "Bakkerij B" te C, eiseres,
2. D, woonachtig te Leiden, eiser,
gemachtigde mr. J.M.M. Verstrepen, advocaat te Oosterhout,
tegen: de Algemene Directie voor de Arbeidsvoorziening, verweerder, gemachtigde mr. W.F. Jacobson.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. Eiseres, (hierna ook: werkgeefster) heeft op 19 september 1997 een tewerkstellingsvergunning krachtens de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) aangevraagd ten behoeve van eiser, van Turkse nationaliteit en geboren op [...] 1966 (hierna
ook: de werknemer), voor het verrichten van arbeid in loondienst in de functie van "Turkse baklavabakker". Bij besluit van 3 september 1998 heeft verweerder de aanvraag op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, Wav, en
artikel 9, aanhef en onder a, Wav afgewezen. Namens eisers is op 30 september 1998 tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. De heer A en de heer D, alsmede hun gemachtigde zijn op 28 januari 1999 gehoord door de
Adviescommissie Wav. Op 25 maart 1999 heeft de Adviescommissie Wav advies uitgebracht strekkende tot ongegrondverklaring van het bezwaar. Op 12 april 1999 is het bewaar ongegrond verklaard.
2. Op 6 mei 1999 hebben eisers tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en in haar verweerschrift geconcludeerd tot ongegrond-verklaring van het
beroep.
3. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2000. Eisers zijn aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens
waren ter zitting aanwezig de heer A en de heer B. Mihçiokur, fungerend als tolk.
II. OVERWEGINGEN
1. In dit geding dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Daartoe moet worden bezien of dit besluit de toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.
2. Eisers leggen aan het onderhavige beroep ten grondslag dat ten behoeve van werknemer een tewerkstellingsvergunning verleend had moeten worden voor de functie van "Turkse baklavabakker". Daartoe is onder meer aangevoerd dat
werkgeefster voldoende inspanningen heeft verricht om in de vacature te voorzien door prioriteitgenietend aanbod. De werkgeefster heeft de vacature, naast regionaal, ook landelijk aangemeld. Zij heeft tevens verschillende
advertenties geplaatst in regionale en landelijke dagbladen en heeft op informele wijze (via collega-banketbakkers) geïnformeerd naar de aanwezigheid van potentiële kandidaten. Verweerder is er ten onrechte van uitgegaan dat
prioriteitgenietend aanbod voorhanden is. Verweerder heeft immers gesteld dat er verscheidene werkzoekende Turkse bakkers met ervaring met banketbakken staan ingeschreven bij Arbeidsbureaus in de omgeving van regio Leiden, doch het
Arbeidsbureau heeft dit niet aan werkgeefster gemeld, noch geschikte kandidaten naar eiseres verwezen. Met betrekking tot een wel naar werkgeefster verwezen kandidaat is gemotiveerd aangegeven waarom deze niet geschikt werd geacht.
Bovendien beheersen genoemde kandidaten geen van allen het specialisme van het baklavabakken, dat de werknemer wel beheerst. Voorts is het de werkgeefster niet mogelijk gebleken kandidaten te vinden die een interne opleiding willen
volgen, terwijl een mogelijk te starten opleiding geruime tijd in beslag zou nemen. Een externe opleiding tot baklavabakker is niet voorhanden.
3. De aanvraag om een tewerkstellingsvergunning is afgewezen op de grond dat prioriteitgenietend aanbod voorhanden is en dat niet is aangetoond dat voldoende inspanningen zijn gepleegd om de arbeidsplaats te vervullen door dit
prioriteitgenietend aanbod. Verweerder verwijst hierbij naar een aantal uitdraaien uit de gegevens van Arbeidsbureaus te Amsterdam, Rotterdam en
Den Haag, waarop een aantal Turkse banketbakkers staat vermeld, die derhalve geschikt voor de functie moeten worden geacht, terwijl de werkgeefster geen navraag naar (de geschiktheid van) deze kandidaten heeft gedaan. Verweerder
ziet het plaatsen van enkele summiere personeelsadvertenties in regionale en landelijke kranten en het op informele wijze informeren naar potentiële kandidaten voor het vervullen van de vacature als onvoldoende inspanningen van de
kant van werkgeefster. Verweerder verwijt de werkgeefster geen advertenties in Turkstalige bladen te hebben geplaatst, nu dit medium bij uitstek geschikt is om het voorhanden zijnde prioriteit-genietende aanbod te benaderen.
4. De rechtbank overweegt het navolgende.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, Wav wordt een tewerkstellingsvergunning geweigerd, indien voor de betreffende arbeidsplaats prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt beschikbaar is.
Ingevolge artikel 9, aanhef en onder a en b, Wav kan een tewerkstellingsvergunning worden geweigerd indien de werkgever niet kan aantonen voldoende inspanningen te hebben gepleegd de betreffende arbeidsplaats door
prioriteitgenietend op de arbeidsmarkt beschikbaar aanbod te vervullen en indien er in de arbeidsvoorwaarden, arbeidsverhoudingen of arbeidsomstandigheden beletselen zijn gelegen voor de vervulling van de arbeidsplaats door
prioriteitgenietend aanbod.
Op grond van artikel 2 van de CBA-regeling Wav dient de werkgever bij moeilijk vervulbare functies des te langer voor de indiening van de aanvraag en vaker inspanningen te verrichten om prioriteitgenietend aanbod te werven.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat er voor de functie van "Turkse baklavabakker" voldoende prioriteitgenietend aanbod voorhanden is. Immers, weliswaar blijkt uit door
verweerder overgelegde uitdraaien uit de gegevens van verscheidene afdelingen van de Arbeidsvoorziening dat een aantal (Turkse) bakkers beschikbaar is, waarvan enkelen ook het banketbakken beheersen, doch nadere gegevens omtrent de
beschikbaarheid van een banketbakker die het baklavabakken beheerst, ontbreken. De rechtbank is derhalve niet gebleken dat er prioriteitsgenietend aanbod voorhanden is dat het specialisme beheerst dat de werknemer in ieder geval
onweersproken wel beheerst. Voorts is gebleken dat het volgen van een (interne) opleiding tot baklavabakker niet tot de mogelijkheden behoort. Dat de werkgeefster in een eerdere Wav-procedure in de gelegenheid is gesteld intern een
baklavabakker door de werknemer te laten opleiden doet hieraan niet af. Uit het vorenstaande concludeert de rechtbank dat elk aanknopingspunt dat voldoende prioriteitgenietend aanbod beschikbaar is ontbreekt en dat van de door
verweerder gestelde aanwezigheid van dit aanbod niet is gebleken.
Met betrekking tot de stelling van verweerder dat de werkgeefster onvoldoende inspanningen heeft gepleegd om het beschikbare prioriteitgenietend aanbod te mobiliseren overweegt de rechtbank het volgende. Verweerder heeft de
werkgeefster in eerste instantie verweten niet via het Euressysteem naar kandidaten voor de functie te hebben gezocht, doch dit punt heeft verweerder ter zitting herzien. De rechtbank is voorts van oordeel dat de pogingen van
werkgeefster om potentiële kandidaten voor de functie te benaderen niet als onvoldoende zijn te beschouwen. De werkgeefster heeft naast het plaatsen van advertenties in verscheidene dagbladen contact gehad met het Nederlands
Bakkerij Centrum. Daarnaast vermag de rechtbank niet in te zien dat het plaatsen van advertenties in Turkstalige bladen tot een voor werkgeefster andersluidend resultaat zou hebben geleid. De rechtbank concludeert dan ook dat
verweerder deze facultatieve weigeringsgrond eveneens ten onrechte heeft gehanteerd.
Gelet op het vorenstaande is het beroep dan ook gegrond.
De rechtbank ziet in dit geval aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben
moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op f 1.420,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van f 710,-
en wegingsfactor 1).
III. BESLISSING
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
1. verklaart het beroep gegrond;
2. vernietigt het bestreden besluit;
3. bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op het bezwaarschrift neemt;
4. veroordeelt verweerder in de proceskosten ad f 1.420,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (de Algemene Directie voor de Arbeidsvoorziening) als rechtspersoon die deze kosten aan eisers dient te vergoeden;
5. gelast dat de Staat der Nederlanden als rechtspersoon het door eisers betaalde griffierecht ad f 450,- vergoedt.
IV. RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.
Aldus gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2001, in tegenwoordigheid van mr. A.C.M. Rijkelijkhuizen, griffier.
afschrift verzonden op: