ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1179
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van etnische Russen uit Kirgizië en de beoordeling van etnisch geweld
In deze zaak gaat het om de asielaanvragen van verzoekers, etnische Russen afkomstig uit Kirgizië, die bescherming zochten in Nederland. De verzoekers, A en B, geboren in 1958, en hun minderjarige zoon C, verbleven in het Grenshospitium te Amsterdam. Ze dienden hun aanvragen in na een reeks van mishandelingen en bedreigingen in Kirgizië, waarbij verzoekster op straat werd aangevallen en hun zoon herhaaldelijk werd bedreigd en mishandeld. De verzoekers stelden dat deze incidenten een etnische achtergrond hadden en dat de autoriteiten in Kirgizië hen geen bescherming konden bieden. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, niet voldoende had aangetoond dat er geen sprake was van etnisch geweld en dat de verzoekers zich konden onttrekken aan de problemen door zich elders in Kirgizië of in de Russische Federatie te vestigen. De president van de rechtbank verklaarde de beroepen gegrond en vernietigde de bestreden beschikkingen van 26 december 2000. Tevens werd de vrijheidsontnemende maatregel opgeheven en werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en schadevergoeding aan de verzoekers. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van asielverzoeken, vooral in gevallen van vermeend etnisch geweld.