ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1018
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot buiten behandelingstelling aanvraag
In deze zaak heeft verzoeker, A, samen met zijn echtgenote B en hun drie minderjarige kinderen, een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf op basis van de Tijdelijke regeling voor langdurig illegalen. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie buiten behandeling gesteld, omdat verzoeker deze niet met de benodigde stukken had onderbouwd. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het bezwaar was beslist. De president van de rechtbank heeft de aanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat de aanvraag ten onrechte buiten behandeling was gesteld. De president oordeelde dat de vereisten van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet correct waren toegepast, aangezien de verweerder niet voldoende had aangetoond dat de aanvraag niet kon worden beoordeeld. De president heeft de Staatssecretaris verzocht om de aanvraag alsnog inhoudelijk te beoordelen en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op f 1420,-, en is het griffierecht van f 225,- vergoed.