ECLI:NL:RBSGR:2001:AB0919
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot mvv-vereiste
In deze zaak hebben verzoekers, die in vreemdelingenbewaring zaten, aanvragen ingediend voor de verlening van een vergunning tot verblijf (vtv) op basis van klemmende redenen van humanitaire aard. De Staatssecretaris van Justitie heeft deze aanvragen buiten behandeling gesteld omdat de verzoekers niet beschikten over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Verzoekers hebben aangevoerd dat zij niet in staat waren om de benodigde D50-formulieren in te vullen zonder overleg met hun gemachtigde, en dat hen geen gelegenheid is geboden om dit overleg te voeren. De verweerder heeft in een proces-verbaal gesteld dat verzoekers te allen tijde de mogelijkheid hadden om contact op te nemen met hun advocaat, maar de president van de rechtbank heeft twijfels over de juistheid van deze bewering.
De president heeft vastgesteld dat verzoekers mogelijk niet de gelegenheid hebben gehad om het geconstateerde verzuim te herstellen, wat zou betekenen dat de buitenbehandelingstelling van hun aanvragen onterecht was. De president heeft daarom besloten dat nader onderzoek naar de feiten noodzakelijk is. In afwachting van dit onderzoek heeft de president het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de uitzetting van verzoekers wordt opgeschort totdat er een beslissing is genomen op hun bezwaar tegen de buitenbehandelingstelling.
De president heeft ook bepaald dat de Staatssecretaris van Justitie de proceskosten van verzoekers moet vergoeden, evenals het griffierecht dat zij hebben betaald voor het verzoek om voorlopige voorziening. Deze uitspraak is gedaan op 23 januari 2001 en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.