ECLI:NL:RBSGR:2001:AB0684
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J. van den Bergh
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van staandehouding en inbewaringstelling van vreemdeling in het kader van uitzetting
In deze zaak gaat het om de rechtmatigheid van de staandehouding en inbewaringstelling van een vreemdeling, die op 23 januari 2001 in bewaring werd gesteld op grond van de Vreemdelingenwet. De vreemdeling, geboren in 1975 en van Marokkaanse nationaliteit, werd aangetroffen in een woning die ontruimd werd. De verbalisant, die de deurwaarder assisteerde, heeft een ruit ingeslagen om de woning binnen te treden nadat er geen gehoor werd gegeven op aanbellen en bonken. Tijdens de staandehouding heeft de verbalisant de vreemdeling gevraagd of hij de hoofdbewoner was, maar de vreemdeling gaf geen antwoord en begreep de vragen niet. Uiteindelijk knikte hij bevestigend op de vraag of hij illegaal in Nederland verbleef, wat leidde tot zijn staandehouding.
De rechtbank oordeelt dat er voldoende aanwijzingen waren voor illegaal verblijf op het moment van de staandehouding. De rechtbank wijst de argumenten van de gemachtigde van de vreemdeling af, die stelde dat de verbalisant niet bevoegd was om vragen te stellen over de identiteit van de vreemdeling. De rechtbank concludeert dat de staandehouding en de inbewaringstelling rechtmatig waren, omdat de vreemdeling niet beschikte over een geldige verblijfsvergunning en er een ernstig vermoeden bestond dat hij zich aan uitzetting zou onttrekken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. M.J. van den Bergh en is openbaar uitgesproken op 27 februari 2001.