ECLI:NL:RBSGR:2001:AB0663
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring en recht op rechtsbijstand van vreemdeling
In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 4 januari 2001 uitspraak gedaan in een beroep van een vreemdeling, A alias B, die in bewaring was gesteld. De vreemdeling had verzocht om de aanwezigheid van een advocaat tijdens zijn verhoor, maar dit verzoek werd niet ingewilligd omdat de advocatenpiketdienst niet bereikbaar was. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling niet rechtmatig was gehoord zonder zijn advocaat, wat in strijd was met artikel 82 van het Vreemdelingenbesluit (Vb). De rechtbank stelde vast dat de vreemdeling op 9 december 2000 in bewaring was gesteld op basis van artikel 26 van de Vreemdelingenwet (Vw) en dat hij op 4 januari 2001 beroep had ingesteld tegen deze maatregel.
De rechtbank overwoog dat de vreemdeling recht had op rechtsbijstand en dat het niet rechtmatig was om hem te verhoren zonder dat een advocaat aanwezig was, vooral omdat hij expliciet om een advocaat had verzocht. De rechtbank concludeerde dat de bewaring van de vreemdeling vanaf 9 december 2000 onrechtmatig was en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank beval de opheffing van de maatregel tot vrijheidsontneming en kende de vreemdeling een schadevergoeding toe van in totaal f 4200,-- voor de onrechtmatige bewaring. Daarnaast werd de Staat der Nederlanden veroordeeld in de proceskosten van de vreemdeling, die op f 1420,- werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier mr. N. Hobby.