ECLI:NL:RBSGR:2001:AB0321
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- C. Lely–van Goch
- J.J. Catsburg
- W.P.C.G. Derksen
- Rechtspraak.nl
Toewijzing asielaanvraag op basis van dactyloscopisch onderzoek en motivering van de beslissing
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 2 januari 2001 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, afkomstig uit Irak, had een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling en een vergunning tot verblijf. De aanvraag was eerder door de Staatssecretaris van Justitie, vertegenwoordigd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), afgewezen op basis van dactyloscopisch onderzoek dat had aangetoond dat eiser in Duitsland bekend was onder een andere naam. Eiser betwistte de uitkomst van dit onderzoek en stelde dat hij nooit in Duitsland was geweest.
De rechtbank oordeelde dat de werkwijze van de IND, die geen zelfstandig onderzoek had gedaan naar de juistheid van de uitkomst van het dactyloscopisch onderzoek, niet voldoende was. Eiser had geen toegang gekregen tot de stukken die aan het onderzoek ten grondslag lagen, waardoor hij niet in staat was om een contra-expertise te laten uitvoeren. De rechtbank concludeerde dat de IND onvoldoende had gemotiveerd waarom het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig was, en dat er geen empirisch bewijs was dat de resultaten van het dactyloscopisch onderzoek betrouwbaar waren.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde de bestreden beschikking en droeg de IND op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd de IND veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op f 1.420,-- werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. C. Lely–van Goch als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.