ECLI:NL:RBSGR:2001:AB0043
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.E. Dettmeijer-Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Afdoening van het beroep inzake het witte-illegalenbeleid en de inherente afwijkingsbevoegdheid
In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 31 januari 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een verzoek om verlening van een vergunning tot verblijf op grond van de tijdelijke regeling witte illegalen. Eiser, een Marokkaanse vreemdeling, had verzocht om een vergunning tot verblijf op basis van de 'tijdelijke regeling witte illegalen' zoals neergelegd in Tussentijds Bericht Vreemdelingencirculaire (TBV) 1999/23. Dit verzoek werd door verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, op 14 juni 2000 afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 3 oktober 2000 ongegrond verklaard, waarna hij beroep instelde bij de rechtbank op 25 oktober 2000.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het beroep kennelijk ongegrond is. Dit oordeel is gebaseerd op de constatering dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van het TBV 1999/23, met name dat hij niet in de periode vanaf 1 januari 1992 mocht zijn uitgezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 21 juni 1996 en 26 december 1997 is uitgezet, wat hij zelf ook erkent in zijn beroepschrift. De rechtbank heeft verder overwogen dat de inherente afwijkingsbevoegdheid van verweerder, zoals bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, in dit geval niet van toepassing is, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van het beleid rechtvaardigen.
De rechtbank concludeert dat de weigering van de Staatssecretaris om eiser een vergunning tot verblijf te verlenen niet onevenredig is in verhouding tot de doelen van het beleid. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het onderzoek gesloten, met de mogelijkheid voor eiser om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.