ECLI:NL:RBSGR:2000:ZA6918
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een vergunning tot verblijf voor een vreemdeling op basis van een relatie met een Nederlandse partner
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 17 juli 2000 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Braziliaanse vreemdeling, en de Staatssecretaris van Justitie. Eiser had op 25 juni 1998 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf om bij zijn partner, een Nederlandse, te kunnen verblijven. De aanvraag werd op 9 december 1998 door de Staatssecretaris afgewezen, omdat eiser niet had aangetoond dat zijn partner duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikte. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 31 maart 1999 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht. Eiser had op 8 november 1998 bewijs geleverd van zijn ongehuwdheid, maar de Staatssecretaris bleef bij zijn standpunt dat niet voldaan was aan het vereiste van duurzame bestaansmiddelen. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris niet voldoende had gemotiveerd waarom de aanvraag niet kon worden ingewilligd, vooral gezien het feit dat het arbeidscontract van de partner van eiser was verlengd en er geen reden was om aan te nemen dat de middelen van bestaan niet duurzaam waren.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om binnen tien weken opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van eiser. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op ƒ 1.420,-- zijn vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de overheid bij besluiten die de verblijfsrechten van vreemdelingen aangaan.