ECLI:NL:RBSGR:2000:AB1692
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A. Wolfsen
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling van een lid van de Reer Hamar-clan uit Somalië
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, een Somalische nationaliteit bezittende man, om als vluchteling te worden toegelaten in Nederland. Eiser stelt te behoren tot de Reer Hamar-clan en heeft in het verleden te maken gehad met vervolging en discriminatie in Somalië. De Rechtseenheidskamer Vreemdelingenzaken (REK) heeft eerder geoordeeld dat er geen sprake is van groepsvervolging van de Reer Hamar, maar dat individuele leden van deze groep als vluchteling kunnen worden aangemerkt indien er op de persoon gerichte daden van vervolging zijn. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat zijn problemen in Somalië direct verband houden met zijn etnische afkomst en dat hij als individu vervolgd is.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Eiser heeft zijn ervaringen tijdens zijn vlucht uit Mogadishu naar Jibil Marka uiteengezet, waar hij werd gearresteerd en mishandeld door soldaten. Daarnaast heeft hij aangegeven dat zijn vrouw gewond raakte en zijn zoon werd gedood tijdens plunderingen door bendes. De rechtbank concludeert dat er voldoende bewijs is dat eiser in geringe mate is vervolgd op basis van zijn etnische afkomst, wat hem het statuut van vluchteling toekent.
De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie niet in stand kan blijven, omdat verweerder niet heeft voldaan aan de verplichting om de situatie van eiser adequaat te onderzoeken. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat eiser met terugwerkende kracht vanaf 26 november 1996 als vluchteling wordt toegelaten. Tevens wordt de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op ƒ 1.420,-. Deze uitspraak is gedaan op 1 december 2000.