ECLI:NL:RBSGR:2000:AB1562
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.A.A. Mondt-Schouten
- Rechtspraak.nl
Intrekking van de voorwaardelijke vergunning tot verblijf van een Iraakse asielzoeker en de beoordeling van vestigingsalternatieven in Noord-Irak
In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 29 november 2000 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de intrekking van de voorwaardelijke vergunning tot verblijf (vvtv) van eiser, een Iraakse asielzoeker. Eiser, die sinds 15 februari 1998 in Nederland verblijft, had aanvankelijk een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling, welke op 4 november 1998 werd afgewezen. In datzelfde besluit werd hem een vvtv verleend, die later werd ingetrokken. Eiser heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd op 5 februari 1999 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft hij beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 16 juni 2000 het beroep gegrond verklaarde voor zover het de niet-inwilliging van de vvtv betrof. De rechtbank oordeelde dat verweerder moest onderzoeken of Noord-Irak als vestigingsalternatief voor eiser kon gelden.
In de onderhavige procedure heeft de rechtbank de vraag beoordeeld of de intrekking van de vvtv terecht was. Eiser stelde dat hij niet veilig terug kon keren naar Irak en dat Noord-Irak voor hem geen veilig woongebied was, gezien zijn afkomst uit Bagdad en zijn Arabische achtergrond. De rechtbank overwoog dat de Rechtseenheidskamer Vreemdelingenzaken (REK) eerder had geoordeeld dat Noord-Irak voor bepaalde groepen Irakezen als binnenlands vestigingsalternatief kan gelden. De rechtbank concludeerde dat de vvtv van eiser op goede gronden was ingetrokken, omdat verweerder zich terecht op het standpunt had gesteld dat er geen belemmeringen waren voor eiser om zich in Noord-Irak te vestigen.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat er geen omstandigheden waren die aanleiding gaven om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen. Tegen deze uitspraak stond geen gewoon rechtsmiddel open, wat betekent dat de beslissing van de rechtbank definitief was.