ECLI:NL:RBSGR:2000:AB1420
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van de vluchtelingenstatus van een Iraakse eiser wegens het verstrekken van onjuiste gegevens
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 november 2000 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de intrekking van de vluchtelingenstatus van een Iraakse eiser. De eiser had eerder asiel aangevraagd in Duitsland onder een andere naam en met andere asielmotieven, waar hij een Duldung had verkregen. De rechtbank oordeelde dat de eiser onjuiste gegevens had verstrekt door te verzwijgen dat hij in Duitsland asiel had aangevraagd. Dit was in strijd met artikel 15, derde lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) juncto artikel 14, eerste lid onder a, Vw. De rechtbank concludeerde dat, indien de eiser de juiste gegevens had verstrekt, hij niet zou zijn toegelaten tot Nederland. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, op goede gronden had kunnen besluiten tot intrekking van de vluchtelingenstatus. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard.
De eiser, afkomstig uit Noord-Irak en lid van de Koerdische bevolkingsgroep, had in Duitsland asiel aangevraagd en daar een Duldung ontvangen. Hij had echter in de Nederlandse asielprocedure zijn verblijf in Duitsland verzwegen en andere asielmotieven aangevoerd. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet in staat was geweest om zijn asielmotieven in Nederland te onderbouwen en dat de verweerder terecht twijfelde aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen. De rechtbank concludeerde dat de eiser onjuiste gegevens had verstrekt die hebben geleid tot zijn toelating als vluchteling, en dat de intrekking van zijn status gerechtvaardigd was.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet (Vw). De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van correcte en volledige informatie door asielzoekers en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.