ECLI:NL:RBSGR:2000:AB1408
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- G.W.S. de Groot
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Tamil-verzoeker en risico op detentie in Sri Lanka
In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van een Tamil-verzoeker uit Sri Lanka, die een voorlopige voorziening heeft aangevraagd tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie om zijn aanvraag om toelating als vluchteling niet in te willigen. De rechtbank heeft op 29 december 2000 uitspraak gedaan, waarbij het beroep van de verzoeker gegrond is verklaard. De president van de rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn dat het risico op langdurige detentie voor Tamils in Colombo zodanig is toegenomen dat hun asielaanvragen niet meer in de AC-procedure kunnen worden behandeld. De verzoeker heeft tijdens de procedure aangevoerd dat hij littekens op zijn lichaam heeft als gevolg van martelingen door het regeringsleger, wat volgens hem zou kunnen leiden tot verdenking van LTTE-lidmaatschap en daarmee tot een verhoogd risico op detentie.
De president heeft in zijn overwegingen verwezen naar eerdere uitspraken en ambtsberichten, waaruit blijkt dat het hebben van littekens op zichzelf niet automatisch leidt tot het oordeel dat de verzoeker het risico loopt te worden gemarteld. De president heeft geconcludeerd dat, hoewel de uitkomst van het antecedentenonderzoek mogelijk niet leidt tot verdenking van banden met de LTTE, het risico op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM niet kan worden uitgesloten. De rechtbank heeft de bestreden beschikking van de Staatssecretaris vernietigd en de verzoeker schadevergoeding toegekend voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. De uitspraak is gedaan door de fungerend president, mr. G.W.S. de Groot, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.