ECLI:NL:RBSGR:2000:AB0686
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van de bewaring van een Algerijnse vreemdeling in een Huis van Bewaring
In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 21 december 2000 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de bewaring van een Algerijnse vreemdeling, hierna te noemen de vreemdeling. De vreemdeling was op 31 juli 2000 in bewaring gesteld op basis van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken reeds geoordeeld over de rechtmatigheid van de bewaring, en in deze procedure werd enkel de voortzetting van de bewaring beoordeeld. De vreemdeling heeft aangevoerd dat er geen reëel zicht op uitzetting op korte termijn meer aanwezig is en dat de omstandigheden in het Huis van Bewaring onterecht zwaar zijn. De rechtbank overweegt dat, ondanks de langere duur van de bewaring, er nog steeds voldoende zicht op uitzetting is en dat de Staatssecretaris van Justitie voldoende voortvarend handelt. De rechtbank wijst erop dat de vreemdeling via Frankrijk Europa is binnengekomen met een vervalst paspoort en dat er een onderzoek gaande is naar zijn status. De rechtbank concludeert dat de bewaring niet onrechtmatig is, ook al is de vreemdeling niet geplaatst in een speciaal voor vreemdelingen ingericht Huis van Bewaring. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden van de bewaring niet in strijd zijn met de Vreemdelingenwet en dat het beroep van de vreemdeling ongegrond is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de bewaring blijft gehandhaafd. Er zijn geen proceskosten toegewezen aan een van de partijen.