ECLI:NL:RBSGR:2000:AB0669
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van vreemdeling en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 22 december 2000 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel van een vreemdeling, A, die in bewaring was gesteld op 22 november 2000. De vreemdelinge, die de Chinese nationaliteit heeft, werd staande gehouden door ambtenaren op basis van artikel 19, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) vanwege vermoedens van illegaal verblijf. Tijdens de staandehouding konden twee van de drie vrouwen, waaronder de vreemdelinge, zich niet legitimeren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende concrete aanwijzingen waren voor illegaal verblijf, aangezien het feit dat eerder illegalen in het pand waren aangetroffen niet volstond om de staandehouding te rechtvaardigen. Hierdoor werd het beroep gegrond verklaard en werd de bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft tevens geoordeeld dat de vreemdelinge recht heeft op schadevergoeding voor de onrechtmatige bewaring. De schadevergoeding werd vastgesteld op f 4.950,-, bestaande uit een vergoeding voor 30 dagen onrechtmatige bewaring, waarvan 9 dagen in een politiecel en 21 dagen in een Huis van Bewaring. Daarnaast werd de Staatssecretaris van Justitie veroordeeld in de proceskosten van de vreemdelinge, die op f 710,- werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open tegen de beslissing op het verzoek om schadevergoeding, maar niet tegen het beroep tegen de bewaring zelf.