ECLI:NL:RBSGR:2000:AB0668
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vrijheidsontneming en schadevergoeding in vreemdelingenzaak
In deze zaak, behandeld door de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage, gaat het om de vreemdeling A, geboren in 1981 en van Slowaakse nationaliteit, die op 10 december 2000 werd aangehouden op verdenking van overtredingen van het Wetboek van Strafrecht. De aanhouding volgde na een melding over vier mannen die zich verdacht gedroegen in de van Swensenlaan in Rotterdam. Tijdens de aanhouding werd een schroevendraaier onder de stoel van een van de mannen aangetroffen, evenals bankbiljetten op de grond. De rechtbank oordeelde dat er geen redelijk vermoeden van schuld was op het moment van de aanhouding, waardoor de daaropvolgende staandehouding van de vreemdeling niet rechtmatig was. Dit leidde tot de conclusie dat de vreemdeling onterecht in bewaring was gesteld.
De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en oordeelde dat de bewaring moest worden opgeheven. Tevens werd er een schadevergoeding toegekend voor de onrechtmatige bewaring van 10 dagen, wat resulteerde in een schadevergoeding van f 1.900,-. De rechtbank veroordeelde de Staatssecretaris van Justitie in de proceskosten van de vreemdeling, die op basis van de Wet op de rechtsbijstand door de Staat der Nederlanden aan de griffier moest worden vergoed. De uitspraak werd gedaan op 22 december 2000 door rechter G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier J.A. de Kievit-Tempels. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open voor het beroep tegen de bewaring, maar wel voor de beslissing op het verzoek om schadevergoeding.