ECLI:NL:RBSGR:2000:AB0668

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/74685
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vrijheidsontneming en schadevergoeding in vreemdelingenzaak

In deze zaak, behandeld door de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage, gaat het om de vreemdeling A, geboren in 1981 en van Slowaakse nationaliteit, die op 10 december 2000 werd aangehouden op verdenking van overtredingen van het Wetboek van Strafrecht. De aanhouding volgde na een melding over vier mannen die zich verdacht gedroegen in de van Swensenlaan in Rotterdam. Tijdens de aanhouding werd een schroevendraaier onder de stoel van een van de mannen aangetroffen, evenals bankbiljetten op de grond. De rechtbank oordeelde dat er geen redelijk vermoeden van schuld was op het moment van de aanhouding, waardoor de daaropvolgende staandehouding van de vreemdeling niet rechtmatig was. Dit leidde tot de conclusie dat de vreemdeling onterecht in bewaring was gesteld.

De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en oordeelde dat de bewaring moest worden opgeheven. Tevens werd er een schadevergoeding toegekend voor de onrechtmatige bewaring van 10 dagen, wat resulteerde in een schadevergoeding van f 1.900,-. De rechtbank veroordeelde de Staatssecretaris van Justitie in de proceskosten van de vreemdeling, die op basis van de Wet op de rechtsbijstand door de Staat der Nederlanden aan de griffier moest worden vergoed. De uitspraak werd gedaan op 22 december 2000 door rechter G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier J.A. de Kievit-Tempels. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open voor het beroep tegen de bewaring, maar wel voor de beslissing op het verzoek om schadevergoeding.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht
juncto artikel 34a Vreemdelingenwet
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 00/74685 VRWET
Inzake : A, thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Tilburg, hierna te noemen de vreemdeling,
gemachtigde mr. P. de Boom, advocaat te Barendrecht,
tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. M.W.W. Raspe, ambtenaar ten departemente.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. De vreemdeling stelt te zijn geboren op [...] 1981 en de Slowaakse nationaliteit te hebben. Op 10 december 2000 is de vreemdeling op verdenking van overtreding van artikel 311.1.4 cq 416.1 van het Wetboek van Strafrecht
aangehouden. In aansluiting op de inverzekeringstelling is de vreemdeling op 12 december 2000 in bewaring gesteld met toepassing van het bepaalde in artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw).
2. Op 13 december 2000 heeft de vreemdeling tegen de vrijheidsontnemende maatregel beroep ingesteld en tevens verzocht om schadevergoeding.
3. Openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op
21 december 2000. De vreemdeling is verschenen bij mr. M. Bouman, kantoorgenoot van mr. P. Boom. De vreemdeling is ondanks de transportorder niet in persoon verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn
gemachtigde.
II. OVERWEGINGEN
1. Ter beoordeling staat of de toepassing of tenuitvoerlegging van de onderhavige maatregel tot vrijheidsontneming in strijd is met de Vreemdelingenwet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet
gerechtvaardigd is te achten.
2. De gemachtigde van de vreemdeling heeft ter zitting aangevoerd dat de aanhouding onrechtmatig was. De officier van justitie is tot dezelfde conclusie gekomen. Tevens stelt de gemachtigde dat de vreemdeling niet is gewezen op zijn
recht op rechtsbijstand.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het proces het proces-verbaal van aanhouding van 10 december 2000 blijkt dat er melding is geweest dat er op de van Swensenlaan in Rotterdam een personenauto waar vier mannen, van vermoedelijke Marokkaanse afkomst zouden rijden
en die erg veel belangstelling zouden tonen voor de woningen gelegen in de Swensenlaan. Dit is voor de verbalisanten aanleiding geweest om naar de van Swensenlaan te gaan en direkt te rijden in de richting waar een personenauto
stond geparkeerd. De verbalisanten hebben de inzittenden, waaronder de vreemdeling, om hun legitimatie gevraagd. De verbalisant zag dat ‚‚n van de mannen nadat hij was uitgestapt een schroevendraaier onder een stoel trapte.Voorts
is gezien dat er achter de bestuurdersstoel op de grond bankbiljetten van f. 25,-- en van een f. 10.-op de grond lagen. De mannen zijn daarna aangehouden op verdenking van artikel 311.4 cq artikel 416.1 van het Wetboek van
Strafrecht. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat onterecht is geoordeeld dat er op het moment van de aanhouding sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. De rechtbank ziet daarom aanleiding te oordelen
dat in dit geval de daarop volgende staandehouding van de vreemdeling ingevolge artikel 19, lid 1 Vw, niet rechtmatig is geschied.
4. Derhalve wordt het beroep reeds hierom gegrond verklaard en dient de bewaring te worden opgeheven met ingang van 22 december 2000. Hetgeen overigens namens de vreemdeling is aangevoerd kan buiten beschouwing worden gelaten.
5. Voorts acht de rechtbank voldoende gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 10 dagen onrechtmatige bewaring (acht dagen verblijf in een politiecel en twee dagen verblijf in een Huis van Bewaring) ten bedrage
van 8 x f 200,- = f 1600,- en 2 x f 150,- = f 300,-.
6. De rechtbank ziet in dit geval tevens aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door de vreemdeling gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op voet
van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op f 1420,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt f 710,- en wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van de
vreemdeling een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Awb te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
III. BESLISSING
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage:
RECHT DOENDE:
1. verklaart het beroep gegrond;
2. wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan de vreemdeling een schadevergoeding toe, groot f 1.900,-- ten laste van de Staat der Nederlanden, te betalen door de griffier van de rechtbank;
3. veroordeelt verweerder in de proceskosten ad f 1420,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden die deze kosten aan de griffier dient te vergoeden.
IV. RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open voorzover het betreft het beroep tegen het bevel tot in bewaringstelling. Voorzover het betreft de beslissing op het verzoek om schadevergoeding staat tegen deze uitspraak
staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De Officier van Justitie kan binnen veertien dagen na de uitspraak en de vreemdeling binnen een maand na de betekening van de uitspraak hoger beroep instellen door het
indienen van een verklaring als bedoeld in de artikelen 449 en 451a Wetboek van Strafvordering bij de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage.
Aldus gedaan door mr. G.P. Kleijn en uitgesproken in het openbaar op 22 december 2000, in tegenwoordigheid van J.A. de Kievit-Tempels, griffier.
afschrift verzonden op: 12 januari 2001