ECLI:NL:RBSGR:2000:AB0665

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/75154 VRONTO
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F. Salomon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige inverzekeringstelling en bewaring van vreemdeling met vaste woonplaats

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 29 december 2000 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de onrechtmatigheid van de inverzekeringstelling en bewaring van eiser, een vreemdeling van Surinaamse nationaliteit. Eiser was op 16 december 2000 aangehouden op verdenking van een strafbaar feit, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis was toegestaan, aangezien eiser een vaste woonplaats had. De rechtbank stelde vast dat de inverzekeringstelling in strijd was met artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat inverzekeringstelling alleen is toegestaan als er geen vaste woon- of verblijfplaats kan worden vastgesteld.

De rechtbank oordeelde dat de inverzekeringstelling onrechtmatig was, wat ook de daaropvolgende maatregel van bewaring onrechtmatig maakte. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie tot bewaring, en de rechtbank verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank beval de opheffing van de bewaring en kende eiser een schadevergoeding toe van ƒ 2300,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast werd de Staatssecretaris van Justitie veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op ƒ 1420,- werden begroot.

De uitspraak werd gedaan door mr. F. Salomon en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. K.J. Kerdel. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, voor zover het betreft de toekenning van schadevergoeding of de hoogte daarvan.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
Sector Bestuursrecht
enkelvoudige kamer
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 34a Vreemdelingenwet (Vw)
reg. nr.: AWB 00/75154 VRONTO
inzake : A, van Surinaamse nationaliteit, verblijvende in het
Justitieel Complex Koning Willem II te Tilburg, eiser,
tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij bevel tot bewaring van 17 december 2000 is eiser op grond van artikel 26, eerste lid onder a van de Vw in bewaring gesteld. Verweerder heeft op 17 december 2000 schriftelijk een last tot uitzetting van eiser gegeven.
Bij beroepschrift van 18 december 2000 heeft mr. E.M. Hoorenman, advocaat te Amsterdam, namens eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot bewaring. Daarbij is opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd
alsmede toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 28 december 2000. Eiser is aldaar verschenen, bijgestaan door mr. Hoorenman, voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door gemachtigde mr. C.A.E. Wijnker, werkzaam bij
de Immigratie- en Naturalisatiedienst van verweerders ministerie.
II. OVERWEGINGEN
Eiser heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. De bewaring is van meet af aan onrechtmatig. Eiser is op 16 december 2000 strafrechtelijk aangehouden omdat hij werd herkend als ongewenst verklaard vreemdeling. Eiser is
vervolgens ten onrechte in verzekering gesteld, aangezien er geen sprake was van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan en eiser een vast woonadres heeft. Nu de inverzekeringstelling onrechtmatig is, is de
daaropvolgende inbewaringstelling ook onrechtmatig.
Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. Aan alle formele en materiële vereisten van inbewaringstelling is voldaan. Voor zover er sprake is van een fout in het strafrechtelijk voortraject maakt dat de
bewaring niet onrechtmatig.
Desgevraagd heeft eiser meegedeeld dat hij een vast adres heeft op de [...]straat 1219 te B, op welk adres hij al twaalf jaar staat ingeschreven.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om na te gaan of eiser staat ingeschreven op bovengenoemd adres en om de rechtbank en eiser uiterlijk één dag na de zitting van eventuele bevindingen op de hoogte te brengen.
Bij faxbericht van 29 december 2000 heeft verweerder een telefoonnotitie en een uitdraai uit de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) overgelegd, waaruit blijkt dat eiser sinds 1 juli 1994 in de GBA staat ingeschreven op het adres
“[...]laan 1219, [postcode] B” en dat eiser zich op
30 januari 1989 in Nederland heeft gevestigd.
De rechtbank overweegt het volgende.
Met inachtneming van de marginale toets die de rechtbank bij de beoordeling van het strafrechtelijk voortraject hanteert, kan de rechtbank niet tot een ander oordeel komen dan dat er sprake is van een onrechtmatigheid in het
strafrechtelijk voortraject. Daartoe is het volgende redengevend.
Ingevolge de artikelen 57 en 58 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan een verdachte in verzekering worden gesteld in geval van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. In artikel 67 Sv staat omschreven
in welke gevallen voorlopige hechtenis is toegestaan. De rechtbank constateert dat er in het geval van eiser geen sprake was van verdenking van een misdrijf als genoemd in artikel 67, eerste lid, Sv. Voorts is er geen sprake van een
geval als omschreven in artikel 67, tweede lid, Sv, nu eiser beschikt over een vaste woonplaats, namelijk op de [...]laan 1219 te B. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de na de strafrechtelijke aanhouding
opgelegde maatregel van inverzekeringstelling niet voldoet aan het bepaalde in artikel 57 en 58 jo. 67 Sv en derhalve onrechtmatig moet worden geacht.
Hieruit volgt dat de op het strafrechtelijk voortraject volgende maatregel van bewaring eveneens als onrechtmatig moet worden aangemerkt.
Derhalve wordt het beroep gegrond verklaard en wordt de opheffing van de bewaring bevolen, ingaande 29 december 2000.
De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding als bedoeld in artikel 34j Vw toe te kennen en wel tot een bedrag van ƒ 200,- per dag dat eiser op een politiebureau ten
onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest en ƒ 150,- per dag dat eiser in het Huis van Bewaring ten onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest, derhalve in totaal ƒ 2300,-.
Gelet op het vorengaande is er voorts aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten van eiser in verband met de behandeling van het beroep, welke zijn begroot op ƒ 1.420,- als kosten van
verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING:
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt dat de bewaring ingaande 29 december 2000 wordt opgeheven;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot
ƒ 2300,- (drieëntwintighonderd gulden), te betalen door de griffier van de rechtbank aan eiser;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag groot
ƒ 1.420,- (veertienhonderd en twintig gulden), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Salomon, rechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 29 december 2000, in tegenwoordigheid van mr. K.J. Kerdel, griffier.
Afschrift verzonden op: 12 februari 2001
Conc.:KK
Coll:
Bp:-
D:B
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, voorzover het betreft het al dan niet toekennen van schadevergoeding of de hoogte daarvan. De Officier van Justitie kan binnen veertien dagen na de
uitspraak en de vreemdeling binnen een maand na de betekening van de uitspraak hoger beroep instellen door het afleggen van een daartoe strekkende verklaring bij de griffie van deze rechtbank.