ECLI:NL:RBSGR:2000:AB0549
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de beslissing tot ongegrondverklaring van het asielverzoek van een Afghaanse vluchteling van de shi’itische Hazara bevolkingsgroep
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 5 oktober 2000 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Afghaanse vluchteling, eiser, die behoort tot de shi’itische Hazara bevolkingsgroep. Eiser vreesde voor vervolging door de Taliban vanwege zijn etnische afkomst. Hij had eerder een aanvraag om toelating als vluchteling ingediend, maar deze was door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) afgewezen. De IND had het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard op basis van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zonder eiser te horen. De rechtbank oordeelde dat de IND eiser had moeten horen, vooral omdat het door eiser overgelegde Human Rights Watch Report 1999 en het ambtsbericht van 16 september 1999 relevante informatie bevatten over de discriminatie van de Hazara-minderheid door de Taliban. De rechtbank stelde vast dat de IND niet had aangetoond dat zij dit ambtsbericht had betrokken bij haar besluitvorming. De rechtbank oordeelde dat de IND had miskend dat de omstandigheden van eiser, die vreesde voor vervolging, een nadere beoordeling vereisten. De rechtbank vernietigde de beslissing van de IND en droeg haar op een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de proceskosten van eiser en het griffierecht vergoedde. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de persoonlijke omstandigheden van asielzoekers en de noodzaak om hen te horen in bezwaarprocedures.