ECLI:NL:RBSGR:2000:AB0376

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/69239
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.W.H.B. Sentrop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige aanhouding en bewaring van vreemdeling in het kader van strafrechtelijke verdenking

In deze zaak gaat het om de onrechtmatigheid van de aanhouding en bewaring van een vreemdeling, die op 31 oktober 2000 werd aangehouden op verdenking van het overtreden van artikel 312, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De vreemdeling, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, werd op 2 november 2000 overgedragen aan de vreemdelingendienst en op dezelfde dag in bewaring gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanhouding plaatsvond op verzoek van de Officier van Justitie, die op zoek was naar twee verdachten van een roofoverval. De vreemdeling voldeed aan de beschrijving van een van de gezochte personen, wat de aanhouding rechtvaardigde, ondanks dat hij later bleek niet de gezochte persoon te zijn.

De rechtbank oordeelt dat de processen-verbaal van aanhouding en verhoor niet ondertekend waren door de verbalisant, maar dat dit de bewijskracht van deze documenten niet aantast. De vreemdeling heeft tijdens zijn verhoor aangegeven geen behoefte te hebben aan juridische bijstand, wat de rechtbank in overweging neemt bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de bewaring. De gemachtigde van de vreemdeling voerde aan dat er niet voldaan was aan de formele vereisten en dat het vervolgtraject onrechtmatig was, maar de rechtbank oordeelt dat de bewaring niet in strijd is met de Vreemdelingenwet en dat de belangenafweging in dit geval gerechtvaardigd is.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open voor het beroep tegen het bevel tot inbewaringstelling, maar er is wel hoger beroep mogelijk tegen de beslissing op het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak is gedaan door de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 21 november 2000.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht
juncto artikel 34a Vreemdelingenwet
__________________________________________________
Reg.nr: AWB 00/69239 VRWET
Inzake: A, verblijfplaats onbekend, hierna te noemen de vreemdeling, gemachtigde mr. K. Wijnmalen, advocaat te Dordrecht
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. A.P. Stipdonk, ambtenaar ten departemente.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. De vreemdeling stelt te zijn geboren op [...] 1976 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
Op 31 oktober 2000 is de vreemdeling aangehouden op verdenking van het overtreden van artikel 312, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (WvSr). Op
2 november 2000 is de vreemdeling overgedragen aan de vreemdelingendienst en is hij vervolgens op dezelfde dag in bewaring gesteld met toepassing van het bepaalde in artikel 26, eerste lid, en onder a, van de Vreemdelingenwet (vw)
2. Op 7 november 2000 heeft de vreemdeling tegen de vrijheidsontnemende maatregel beroep ingesteld en daarbij tevens verzocht om toekenning van een schadevergoeding.
3. De openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op
16 november 2000. De vreemdeling is aldaar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
4. Op 17 november 2000 heeft verweerder de bewaring ambtshalve opgeheven en de vreemdeling uitgezet naar Marokko. Namens de vreemdeling is het beroep beperkt tot het verzoek om schadevergoeding voor iedere dag dat de bewaring
onrechtmatig moet worden geacht.
II. OVERWEGINGEN
1. Ter beoordeling staat of de toepassing of tenuitvoerlegging van de onderwerpelijke maatregel tot vrijheidsontneming in strijd is met de Vreemdelingenwet dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet
gerechtvaardigd is te achten.
2. Eiser voert aan dat pas op 2 november 2000, nadat hij was bezocht door zijn huidige gemachtigde, een strafrechtpiketadvocaat zich meldde voor de vreemdeling, terwijl hij al vanaf 31 oktober 2000 in verzekering zat. De
gemachtigde van de vreemdeling is derhalve van mening dat er niet is voldaan aan de formele vereisten en acht het gehele vervolgtraject onrechtmatig. De gemachtigde van de vreemdeling stelt tevens de vraag of zijn cliënt wel terecht
is aangehouden op verdenking van een strafrechtelijk feit. Desgevraagd deelt de vreemdeling mede dat hij tijdens zijn eerste verhoor op 31 oktober 2000 aangaf af te zien van bijstand van een advocaat. Tijdens het verhoor op 2
november 2000 gaf hij pas voor het eerst aan bijstand te willen van een raadsman.
3. Namens verweerder is aangevoerd dat het strafrechtelijke traject marginaal is getoetst. Uit het dossier blijkt niet dat aan de vreemdeling enige rechtshulp is onthouden. Verweerder deelt mede dat met veel voortvarendheid is
gewerkt aan de uitzetting. De vreemdeling is geboekt voor een vlucht naar Casablanca op 17 november 2000.
4. Duidelijk is gebleken dat op verzoek van de Officier van Justitie uitgekeken moest worden naar twee verdachten van een roofoverval. Het is derhalve niet verwonderlijk dat de verbalisanten de vreemdeling, wiens uiterlijk geheel
voldeed aan de beschrijving van een persoon met een Marokkaans uiterlijk, hebben aangehouden omdat hij mogelijk een van de gezochte personen was. Ondanks het feit dat tijdens de inverzekeringstelling is gebleken dat de vreemdeling
dat niet was, mag naar het oordeel van de rechtbank gelet op het vorenstaande niet geconcludeerd worden dat de voorafgaande aanhouding op onrechtmatige wijze is geschied.
5. De rechtbank heeft kennis genomen van de aanvullende verklaringen van zowel verweerder als de gemachtigde van de vreemdeling bij de faxberichten van beide gemachtigden van 16 november 2000. Hieruit is de rechtbank gebleken dat de
naam Anan Abdelsalam, die in het proces-verbaal genoemd wordt, een valse naam betrof die de vreemdeling in eerste instantie had opgegeven. De grief van de gemachtigde met betrekking tot het ontberen van rechtshulp tijdens de
strafrechtelijke detentie faalt, nu de vreemdeling ter zitting desgevraagd heeft verklaard geen advocaat te willen tijdens zijn strafrechtelijke verhoor op 31 oktober 2000. Voorts blijkt uit het bevel tot inverzekeringstelling van
31 oktober 2000 dat aan de raadsman van de verdachte onverwijld een afschrift van voornoemde bevel is verstrekt. De rechtbank constateert tevens dat de processen-verbaal van aanhouding en van verhoor voor inverzekeringstelling ,
beide met mutatienummer PL1820/00-132769, niet zijn ondertekend door de verbalisant. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de bewijskracht van deze processen-verbaal.
6. Niet is gebleken dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring ten aanzien van de vreemdeling in strijd is met de Vreemdelingenwet dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid
ongerechtvaardigd is te achten.
7. Het beroep is derhalve ongegrond. Er bestaat derhalve geen grond voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
8. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten is de rechtbank niet gebleken.
III. BESLISSING
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage:
RECHT DOENDE:
1. Verklaart het beroep ongegrond;
2. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
IV. RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open voorzover het betreft het beroep tegen het bevel tot in bewaringstelling. Voorzover het betreft de beslissing op het verzoek om schadevergoeding staat tegen deze uitspraak
staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De Officier van Justitie kan binnen veertien dagen na de uitspraak en de vreemdeling binnen een maand na de betekening van de uitspraak hoger beroep instellen door het
indienen van een verklaring als bedoeld in de artikelen 449 en 451a Wetboek van Strafvordering bij de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage.
Aldus gedaan door mr. J.W.H.B. Sentrop en uitgesproken in het openbaar op 21 november 2000, in tegenwoordigheid van C.K. Wong, griffier.
afschrift verzonden op: