ECLI:NL:RBSGR:2000:AB0330
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.C. Greeuw
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de voortzetting van de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 7a Vreemdelingenwet in het kader van asielaanvraag
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 12 december 2000 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortzetting van een vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 7a van de Vreemdelingenwet (Vw) tegen een vreemdeling die asiel heeft aangevraagd. De vreemdeling, van Turkse nationaliteit, was op 25 november 2000 op de luchthaven Schiphol aangekomen zonder geldig paspoort, waarna hem de toegang tot Nederland werd geweigerd en de maatregel ex artikel 7a Vw werd toegepast. Op 27 november 2000 diende de vreemdeling een asielaanvraag in, maar de IND besloot de maatregel voort te zetten op basis van de Vreemdelingencirculaire (Vc) B7/14, vierde gedachtestreepje, dat nader onderzoek naar criminele antecedenten mogelijk maakt.
De rechtbank oordeelde dat de IND onvoldoende had gemotiveerd waarom de maatregel voortgezet moest worden, aangezien de vreemdeling al had aangegeven dat hij in Duitsland veroordeeld was. De rechtbank stelde vast dat het onderzoek naar criminele antecedenten niet relevant was voor de beoordeling of de asielaanvraag kennelijk ongegrond of niet-ontvankelijk was. De rechtbank concludeerde dat de voortzetting van de maatregel onterecht was en dat er geen grondslag was voor het nadere onderzoek naar de criminele antecedenten van de vreemdeling. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en beval de opheffing van de maatregel met ingang van 12 december 2000.
Daarnaast werd de IND veroordeeld in de proceskosten van de vreemdeling, vastgesteld op ƒ 1.420,--, en werd bepaald dat deze kosten aan de griffier moesten worden betaald. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.