ECLI:NL:RBSGR:2000:AB0225
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot afwijzing van de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor een gezin uit Afghanistan
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 22 november 2000 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, A, en de Minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres, geboren in 1973 en verblijvende in Peshawar, Pakistan, heeft samen met haar drie minderjarige kinderen een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland. Deze aanvraag was ingediend door haar echtgenoot, B, die op basis van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (vvtv) in Nederland verbleef. De rechtbank heeft vastgesteld dat er niet tijdig op de aanvraag was beslist, wat heeft geleid tot een bezwaar van eiseres op 20 augustus 1999. Na het indienen van beroep op 9 december 1999, heeft de rechtbank op 30 augustus 2000 de zaak behandeld.
De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eiseres kennelijk gegrond was, maar dat dit niet betekende dat zij gehoord moest worden. De rechtbank concludeerde dat het ontbreken van een besluit in primo niet automatisch leidde tot een ongegrond bezwaar. De rechtbank heeft de beslissing van de verweerder om het bezwaar ongegrond te verklaren, bevestigd. De rechtbank overwoog dat de aanvraag van eiseres niet voldeed aan de criteria voor een mvv, omdat er geen wezenlijk Nederlands belang was en de situatie in Afghanistan niet voldoende was om een uitzondering te maken op het beleid van de Staatssecretaris van Justitie. De rechtbank heeft ook overwogen dat de situatie van eiseres niet uniek was en dat zij niet in aanmerking kwam voor een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard en werden de verzoeken om proceskosten afgewezen.