ECLI:NL:RBSGR:2000:AB0222

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/2543 WAV
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Ollermann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering tewerkstellingsvergunning op basis van leeftijdseis in strijd met Convenant Personeelsvoorziening Binnenvaart

In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 30 november 2000 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een tewerkstellingsvergunning aan een vreemdeling, geboren in 1951, die arbeid wilde verrichten aan boord van een binnenvaartschip. De vergunning was geweigerd op basis van artikel 9, aanhef en onder d, van de Wet arbeid vreemdelingen (WAV), dat een facultatieve weigeringsgrond biedt voor vreemdelingen ouder dan 45 jaar. De rechtbank oordeelde echter dat de verweerster, de Algemene Directie voor de Arbeidsvoorziening, deze grond niet had mogen tegenwerpen, aangezien de eiseres aan alle voorwaarden van het Convenant Personeelsvoorziening Binnenvaart voldeed. Dit convenant bevatte geen leeftijdseis en verplichtte de Arbeidsvoorziening om werkgevers die hun vacatures correct hadden gemeld, te voorzien van een tijdelijke tewerkstellingsvergunning.

De rechtbank stelde vast dat de verweerster zich ten onrechte had beroepen op een facultatieve weigeringsgrond, terwijl het convenant geen ruimte bood voor een leeftijdsbeperking. De rechtbank concludeerde dat de verweerster niet vrijstond om de vergunning te weigeren in afwijking van de in het convenant vastgelegde bereidverklaring. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verleende de gevraagde tewerkstellingsvergunning aan de eiseres. Tevens werd de verweerster veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, vastgesteld op f 1.420,-, en moest de Staat der Nederlanden het griffierecht van f 450,- vergoeden. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van facultatieve weigeringsgronden in het vreemdelingenrecht, vooral in relatie tot convenanten die tussen partijen zijn gesloten.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S GRAVENHAGE
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ingevolge de artikelen 8:67 Algemene wet bestuursrecht en 33a Vreemdelingenwet
Reg.nr.: AWB 00/2543 WAV
Inzake: A,
gevestigd te B, eiseres,
gemachtigde mr. J.H. Abelen, advocaat te Groningen,
tegen: de Algemene Directie voor de Arbeidsvoorziening, verweerster,
gemachtigde mr. W.F. Jacobson.
1. ZITTING
Datum: 30 november 2000.
Zitting hebben:
mr. H. Ollermann, lid van de enkelvoudige kamer,
C.A.Y. Morison-Libourel, griffier.
Ter zitting zijn zowel eiseres als verweerster verschenen bij gemachtigde,
Tevens was de Heer Wagenaar, een vertegenwoordiger van eiseres, aanwezig.
Na het onderzoek ter zitting te hebben gesloten, heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan als onder 3. vermeld.
2. OVERWEGINGEN
1. In geschil is de handhaving d.d. 28 januari 2000 van de niet-inwilliging van de aanvraag van eiseres om de verlening van een tewerkstellingsvergunning voor C, geboren op [...]1951 en van Tsjechische nationaliteit (hierna ook: de
vreemdeling), voor het verrichten van arbeid aan boord van het binnenvaartschip Sirius in de functie van matroos/stuurman.
2. De gevraagde vergunning is - uitsluitend - geweigerd op de in artikel 9, aanhef en onder d, van de Wet arbeid vreemdelingen (WAV) genoemde grond. Dit voorschrift bepaalt dat een tewerkstellingsvergunning kan worden geweigerd
indien het een niet eerder toegelaten vreemdeling betreft, wiens leeftijd niet valt binnen bij ministeriële regeling gestelde leeftijdsgrenzen. Ingevolge artikel 9 van het Delegatie- en uitvoeringsbesluit WAV kan een
tewerkstellingsvergunning worden geweigerd ten aanzien van een niet eerder toegelaten vreemdeling die jonger is dan 18 jaar en ouder dan 45 jaar.
Uit beide zojuist bedoelde bepalingen komt onmiskenbaar naar voren dat het hier gaat om een facultatieve weigeringsgrond. Het standpunt van verweerster dat sprake is van een gebonden beschikking en dat zij gehouden was de vergunning
op de in artikel 9, aanhef en onder d van de WAV vermelde grond aan eiseres te onthouden, geeft derhalve blijk van een onjuiste lezing van die bepaling.
Zoals de rechtbank meermalen heeft overwogen, laatstelijk bij uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juni 2000, reg. nr AWB 99/9070 WAV, doet de dwingende formulering van paragraaf 34 van de uitvoeringsregels de facultatieve
strekking van de onderhavige weigeringsgrond geweld aan en dient die paragraaf om die reden buiten toepassing te blijven. De inhoud van die paragraaf kan verweerster derhalve niet baten.
Vervolgens is aan de orde de vraag of, indien verweerster een belangenafweging zou hebben uitgevoerd, zij in redelijkheid de toegepaste weigeringsgrond had mogen tegenwerpen. Deze vraag leent zich naar het oordeel van de rechtbank
niet voor bevestigende beantwoording.
Van belang is daarbij dat in het op 24 april 1997 door de Arbeidsvoorziening Nederland met werkgevers- en werknemersorganisaties gesloten "Convenant Personeelsvoorziening Binnenvaart" gedetailleerde afspraken zijn gemaakt waarbij
partijen over en weer zekere verplichtingen zijn aangegaan en Arbeidsvoorziening op zich heeft genomen extra bemiddelingsinspanningen te leveren. Tevens heeft die dienst zich in artikel 7 van het Convenant verplicht om werkgevers
die hun vacature overeenkomstig de in artikel 2 van het Convenant voorgeschreven wijze hebben gemeld in het bezit te stellen van een tijdelijke tewerkstellingsvergunning voor maximaal 12 maanden, welke zonodig zal worden verlengd.
Gebleken is dat in dit Convenant - hetwelk in april 1999 is geëxpireerd maar aan de inhoud waarvan verweerster zich blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting gebonden is blijven achten - in het geheel geen leeftijdseis
wordt gesteld.
Voor zover verweerster zou bedoelen te stellen dat Arbeidsvoorziening zich, in situaties waarin aan het Convenant is voldaan, de bevoegdheid heeft willen voorbehouden tot het hanteren van een wettelijke facultatieve weigeringsgrond,
zou naar het oordeel van de rechtbank niets meer voor de hand hebben gelegen dan dat dit uitgangspunt in het Convenant regeling zou hebben gevonden.
Dit is niet geschied, integendeel. Uit de omstandigheid dat verweerster zich deze bevoegdheid in artikel 3 van het Convenant uitdrukkelijk w‚l heeft voorbehouden voor met name omschreven situaties, waarin niet aan het Convenant is
voldaan, valt naar het oordeel van de rechtbank à contrario af te leiden dat een facultatieve weigeringsgrond in andere situaties niet wordt tegengeworpen.
Verweerster heeft bovendien ter zitting desgevraagd de stelling van eiseres bevestigd dat eiseres aan alle voorwaarden van het Convenant heeft voldaan.
Voort is gesteld, noch gebleken dat in dit geval tevens nog sprake is van de toepasbaarheid van een dwingende weigeringsgrond.
Een en ander voert tot de slotsom dat het verweerster, nu zij zich gebonden acht aan de inhoud van het Convenant, niet vrijstond de vergunning in afwijking van de in artikel 7 vastgelegde bereidverklaring, te weigeren.
Het beroep is derhalve gegrond en het bestreden besluit vatbaar voor vernietiging. De rechtbank acht bovendien termen aanwezig om met toepassing van het vierde lid van artikel 8:72 Awb op een wijze als hieronder aangegeven zelf in
de zaak te voorzien.
De rechtbank ziet in dit geval aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft
moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op f 1.420,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van f 710,-
en wegingsfactor 1).
3. BESLISSING
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
1. verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
2. bepaalt dat haar uitspraak voor dat besluit in de plaats treedt;
3. herroept het primaire besluit;
4. verklaart het bezwaar alsnog gegrond;
5. verleent aan eiseres de gevraagde tewerkstellingsvergunning;
6. veroordeelt verweerster in de proceskosten ad f 1.420,-, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (de Algemene Directie voor de Arbeidsvoorziening) als rechtspersoon die deze kosten aan eiseres dient te vergoeden;
7. gelast dat de Staat der Nederlanden als rechtspersoon het door eiseres betaalde griffierecht ad f 450,- vergoedt.
4. RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.
Verzonden op: