ECLI:NL:RBSGR:2000:AB0124
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.E. van den Steenhoven-Drion
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van vreemdeling en schadevergoeding
In deze zaak gaat het om de onrechtmatige bewaring van een vreemdelinge, geboren in 1979 met de Soedanese nationaliteit, die op dat moment verbleef in het Huis van Bewaring te Zwolle. De vreemdelinge had op 6 december 2000 een beroepschrift ingediend tegen haar bewaring, die op 21 november 2000 was bevolen. Volgens artikel 34a, tweede lid, van de Vreemdelingenwet dient de vreemdeling uiterlijk twee weken na ontvangst van het beroepschrift in persoon te worden gehoord. De rechtbank ontving het beroepschrift op 6 december 2000, wat betekent dat de vreemdelinge uiterlijk op 20 december 2000 gehoord had moeten worden. Echter, de zitting die gepland stond op 19 december 2000 ging niet door omdat de vreemdelinge niet was aangevoerd. De rechtbank besloot de zaak te verdagen naar 28 december 2000, wat na de wettelijke termijn van 14 dagen viel.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van overmacht en dat de bewaring onrechtmatig was vanaf 21 december 2000. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en kende de vreemdelinge een schadevergoeding toe van ƒ 1.050,--. Tevens werden de proceskosten van de vreemdelinge, ad ƒ 1.420,--, toegewezen aan de Staat der Nederlanden. De rechtbank oordeelde dat de procedure rondom de bewaring in overeenstemming was met de wettelijke vereisten, maar dat de termijn voor het horen van de vreemdelinge was overschreden, wat leidde tot de onrechtmatigheid van de bewaring.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, voor zover het betreft de beslissing inzake schadevergoeding. De Officier van Justitie kan binnen veertien dagen na de uitspraak hoger beroep instellen door het indienen van een verklaring bij de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, zittingsplaats Zwolle.