ECLI:NL:RBSGR:2000:AB0113
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. Drop
- Rechtspraak.nl
Bewaring van vreemdeling in verzegelde container bij Norfolk Line
In deze zaak gaat het om de bewaring van een vreemdeling die op 7 november 2000 in bewaring is gesteld na zijn aanhouding in een container die gereedstond voor uitreis naar Engeland. De vreemdeling kon geen documenten overleggen die zijn identiteit konden bevestigen, waardoor de verbalisant op grond van artikel 19 van de Vreemdelingenwet bevoegd was om hem staande te houden. De vreemdeling bevond zich in een verzegelde container, wat leidde tot de vraag of zijn aanhouding rechtmatig was. De rechtbank oordeelt dat de aanhouding rechtmatig was, omdat er concrete aanwijzingen waren dat de vreemdeling illegaal in Nederland verbleef. De vreemdeling had zijn asielaanvraag ingetrokken op de dag van zijn aanhouding, wat de situatie verder compliceerde.
De rechtbank heeft de argumenten van de gemachtigde van de vreemdeling, die stelde dat de aanhouding onrechtmatig was, verworpen. De rechtbank concludeert dat de vreemdeling zich op een ander terrein dan dat van Norfolk Line bevond en dat er voldoende redenen waren voor de aanhouding. De rechtbank oordeelt verder dat de inbewaringstelling van de vreemdeling op een juiste grondslag berust, aangezien hij niet beschikte over een geldige verblijfsvergunning en er een ernstig vermoeden bestond dat hij zich aan uitzetting zou onttrekken.
De rechtbank heeft het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open voor het beroep tegen de inbewaringstelling, maar wel voor de beslissing op het verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat en dat de verweerder voortvarend te werk gaat.