ECLI:NL:RBSGR:2000:AB0111
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Ollermann
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vrijheidsontneming en schadevergoeding in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 13 november 2000 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de vreemdeling A, die in bewaring was gesteld door de Staatssecretaris van Justitie. De vreemdeling, die beweert Soedanese nationaliteit te hebben, werd op 26 oktober 2000 in bewaring genomen op basis van vermoedens van manifest bedrog in zijn asielprocedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de vreemdeling tijdens de gehoren niet voldoende onderbouwd zijn om te concluderen dat er daadwerkelijk sprake is van bedrog. De rechtbank oordeelt dat de conclusie van verweerder, dat de vreemdeling een taal spreekt die lijkt op de EDO-taal uit Nigeria, niet is onderbouwd met een taalanalyse of bevestiging door een tolk. Hierdoor is de kwalificatie van manifest bedrog niet gerechtvaardigd.
De rechtbank concludeert dat de bewaring van de vreemdeling vanaf het begin onrechtmatig was. Het beroep van de vreemdeling is gegrond verklaard, en de rechtbank heeft de opheffing van de maatregel tot vrijheidsontneming bevolen. Daarnaast is de rechtbank van mening dat er voldoende gronden zijn om een schadevergoeding toe te kennen, maar heeft deze gematigd tot f 50,- per dag, resulterend in een totaal van f 800,- voor de 16 dagen dat de vreemdeling onterecht in bewaring was. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op f 1420,-. De uitspraak biedt de vreemdeling de mogelijkheid om hoger beroep aan te tekenen tegen de beslissing over de schadevergoeding.