ECLI:NL:RBSGR:2000:AB0048
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Roma-zigeuners met Kroatische en Bosnische nationaliteit
In deze zaak gaat het om de asielaanvragen van twee Roma-zigeuners, eiser en eiseres, die respectievelijk de Kroatische en Bosnische nationaliteit bezitten. De rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 20 november 2000 uitspraak gedaan in het kader van hun verzoeken om een vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard. Eiseres had eerder een asielverzoek ingediend dat niet-ontvankelijk was verklaard, omdat werd aangenomen dat zij de Kroatische nationaliteit had. De rechtbank oordeelt dat, nu eiseres inmiddels heeft aangetoond de Bosnische nationaliteit te bezitten, verweerder haar op basis van de geldende werkinstructies een voorwaardelijke vergunning tot verblijf had moeten verlenen. De rechtbank vernietigt de eerdere besluiten van verweerder en oordeelt dat er voldoende aanleiding is om te concluderen dat eiseres een redelijke kans heeft op verlening van een verblijfstitel. Voor eiser, die de Kroatische nationaliteit heeft, wordt een nieuwe belangenafweging zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM noodzakelijk geacht, afhankelijk van de uitkomst van de aanvraag van eiseres. De rechtbank concludeert dat de weigering om aan eiser een vergunning tot verblijf te verlenen, ook vernietigd moet worden, omdat de belangen van de familie in de afweging moeten worden meegenomen. De rechtbank beveelt verweerder aan om nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak.