ECLI:NL:RBSGR:2000:AB0047
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- A.W.M. van Hoof
- L.M. van den Berg
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening inzake voortgezet verblijf na verbreking huwelijk
In deze zaak heeft de president van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage op 7 december 2000 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, A, had een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf voor het verrichten van arbeid in loondienst na de verbreking van zijn huwelijk. De aanvraag was gedaan binnen drie jaar na de feitelijke verbreking van het huwelijk, maar de korpschef van de regiopolitie Limburg-Zuid had deze aanvraag niet ingewilligd. De president oordeelde dat de aanvraag niet correct was beoordeeld door verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, en dat de toetsing aan het beleid van de Algemene Directie van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie (ADA) niet had plaatsgevonden. Dit was een onjuiste maatstaf, waardoor de aanvraag ten onrechte was afgewezen.
De president overwoog dat de aanvraag om voortgezet verblijf voor het verrichten van arbeid in loondienst aan specifieke beleidsregels moest worden getoetst. De president concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat verzoekers bezwaar geen redelijke kans van slagen had. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, en werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker. De president gebiedde verweerder om zich te onthouden van maatregelen tot verwijdering of uitzetting van verzoeker totdat er een beslissing op het bezwaar was genomen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, L.M. van den Berg, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.