ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9831
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van het witte-illegalenbeleid met betrekking tot ononderbroken verblijf
In deze zaak heeft de president van de Arrondissementrechtbank 's-Gravenhage op 28 november 2000 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker A, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.J. Mons. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de niet-inwilliging van zijn aanvraag voor een vergunning tot verblijf door de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, vertegenwoordigd door mr. G.M.G. Hink. De aanvraag was afgewezen omdat verzoeker niet kon aantonen dat hij sinds 1 januari 1992 ononderbroken in Nederland woonachtig was, zoals vereist in de Tussentijds Bericht Vreemdelingencirculaire 1999/23 (TBV 1999/23). De president oordeelde echter dat het langdurige verblijf van verzoeker in Nederland, dat begon op 29 december 1981, verweerder had moeten aanzetten tot een gemotiveerde uitleg over het niet gebruik maken van zijn afwijkingsbevoegdheid. De motivering van het besluit voldeed niet, omdat de persoonlijke omstandigheden van verzoeker niet waren meegenomen. Verzoeker had nooit eerder een aanvraag ingediend, waardoor er geen eerder onderzoek naar zijn situatie was gedaan. De president concludeerde dat het bezwaar van verzoeker niet op voorhand kansloos was en dat verweerder niet in redelijkheid kon besluiten om de uitzetting van verzoeker niet op te schorten totdat op het bezwaar was beslist. Daarom werd het verzoek toegewezen en werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op f. 1420,-. De uitspraak is gedaan in het kader van het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, waarbij de president de redelijkheid van het beleid in de TBV 1999/23 niet in twijfel trok.