ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9822
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J. van Bennekom
- Rechtspraak.nl
Bewaring van Iraanse vreemdeling en zicht op uitzetting naar Iran
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 21 september 2000 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de bewaring van een Iraanse vreemdeling. De eiser, van Iraanse nationaliteit, was in bewaring gesteld op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet (Vw) en had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie tot bewaring. De eiser weigerde vrijwillig naar Iran terug te keren, omdat de Iraanse autoriteiten geen laissez-passer afgeven zonder medewerking van de vreemdeling. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er zicht op uitzetting naar Iran bestaat, omdat er documenten aanwezig zijn die voldoende van de identiteit van de eiser blijken. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het verhoor van de eiser en de lopende onderhandelingen tussen de Nederlandse en Iraanse autoriteiten over de afgifte van reisdocumenten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser ongewenst is verklaard en dat hij niet beschikt over een geldige titel tot verblijf in Nederland. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de Staat zwaarder wegen dan die van de eiser, en dat de bewaring rechtmatig is. De rechtbank concludeert dat de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel niet in strijd is met de wet en dat deze gerechtvaardigd is. Het beroep van de eiser wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, voor zover het betreft de toekenning van schadevergoeding of de hoogte daarvan.