ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9821
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Koerdische vluchteling uit Noord-Irak met kritiek op PUK
In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van eiser, een Koerd uit Noord-Irak, die als peshmerga heeft gediend voor de Patriottische Unie van Koerdistan (PUK). Eiser heeft in het verleden gedichten voorgedragen waarin hij kritiek uitte op de PUK en de Koerdische Democratische Partij (KDP). Na deze voordrachten ontving hij doodsbedreigingen van de PUK, wat hem noopte om Irak te verlaten. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft zijn aanvraag om vluchtelingenstatus afgewezen, met de stelling dat eiser een binnenlands vestigingsalternatief zou hebben in KDP-gebied, waar hij niet in gevaar zou zijn. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het vluchtrelaas van eiser niet ongeloofwaardig is en aansluit bij de bekende situatie in Irak. De rechtbank verwijst naar een ambtsbericht waarin intellectuelen die zich onafhankelijk opstellen als risicogroep worden genoemd. De rechtbank oordeelt dat eiser had moeten worden gehoord in het bezwaar, wat niet is gebeurd. Dit gebrek aan hoorplicht leidt tot de conclusie dat de beslissing van de IND niet in stand kan blijven.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beschikking van de IND en draagt de IND op om een nieuwe beschikking te geven met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de IND veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 november 2000.