ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9742
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vreemdelingenbewaring en proces-verbaal van verhoor
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 19 juli 2000 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de onrechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring van eiser, een Somalische nationaliteit. Eiser was op 3 juli 2000 in bewaring gesteld op grond van artikel 26, eerste lid onder a van de Vreemdelingenwet (Vw). De gemachtigde van eiser, mr. J.C.P.M. Mol, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, tot bewaring. Eiser heeft aangevoerd dat hij in bewaring is gesteld zonder de aanwezigheid van een advocaat, wat volgens hem in strijd is met de wet. De rechtbank heeft vastgesteld dat het proces-verbaal van verhoor onjuiste gegevens bevatte, wat essentieel is voor de rechterlijke toetsing. De rechtbank oordeelde dat de bewaring van eiser vanaf het begin onrechtmatig was, omdat de norm van artikel 82, vierde lid Vb niet was nageleefd. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de opheffing van de bewaring bevolen, ingaande 19 juli 2000. Tevens is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding van f 2.800,-- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming en f 1.420,-- voor de proceskosten van eiser. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. D. Radder, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. J.H. Sulsters.