ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9742

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 juli 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/4521
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vreemdelingenbewaring en proces-verbaal van verhoor

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 19 juli 2000 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de onrechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring van eiser, een Somalische nationaliteit. Eiser was op 3 juli 2000 in bewaring gesteld op grond van artikel 26, eerste lid onder a van de Vreemdelingenwet (Vw). De gemachtigde van eiser, mr. J.C.P.M. Mol, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, tot bewaring. Eiser heeft aangevoerd dat hij in bewaring is gesteld zonder de aanwezigheid van een advocaat, wat volgens hem in strijd is met de wet. De rechtbank heeft vastgesteld dat het proces-verbaal van verhoor onjuiste gegevens bevatte, wat essentieel is voor de rechterlijke toetsing. De rechtbank oordeelde dat de bewaring van eiser vanaf het begin onrechtmatig was, omdat de norm van artikel 82, vierde lid Vb niet was nageleefd. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de opheffing van de bewaring bevolen, ingaande 19 juli 2000. Tevens is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding van f 2.800,-- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming en f 1.420,-- voor de proceskosten van eiser. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. D. Radder, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. J.H. Sulsters.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
Sector Bestuursrecht
enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
op grond van artikel 8:70 Algemene wet bestuursrecht (Awb) jo artikel 34a Vreemdelingenwet (Vw)
reg.nr.: AWB 00/4521 VRWET
inzake : A, van Somalische nationaliteit, verblijvende in het Huis van Bewaring te Ter Apel, eiser,
tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij bevel tot bewaring van 3 juli 2000 is eiser op grond van artikel 26, eerste lid onder a van de Vw in bewaring gesteld. Verweerder heeft op dezelfde datum schriftelijk een last tot uitzetting van eiser gegeven.
Bij beroepschrift van 5 juli 2000 heeft mr. J.C.P.M. Mol, advocaat te Amsterdam, namens eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot bewaring. Daarbij is opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd, alsmede
toekenning van een schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 18 juli 2000. Eiser is aldaar verschenen, bijgestaan door mr. Mol, voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door gemachtigde mr. M.C.G.G. van Hoek, werkzaam bij de
Immigratie- en Naturalisatiedienst van verweerders ministerie.
II. OVERWEGINGEN
Eiser heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd. Het proces-verbaal van verhoor in verband met artikel 26 Vw juncto artikel 82 van het Vreemdelingenbesluit (Vb) vermeldt dat eiser in bewaring is gesteld zonder de
aanwezigheid van een advocaat omdat deze verklaarde hierbij niet aanwezig te kunnen zijn. Dit is niet juist. De gemachtigde van eiser is niet ingelicht over de inbewaringstelling van eiser. Pas nadat eiser in bewaring is gesteld
heeft de gemachtigde van eiser de piketmelding ontvangen. Voorts vond de strafrechtelijke heenzending van
eiser niet, zoals het ter zake opgemaakte proces-verbaal van bevindingen vermeldt, om 17.04 uur plaats, maar om 16.30 uur. Ook in het proces- verbaal van winkeldiefstal van 3 juli 2000 is vermeld dat eiser om 16.30 uur is
heengezonden. Verder bestaat er geen twijfel over dat eiser afkomstig is uit Somalië. De vraag is of hij, mede gelet op zijn psychische gesteldheid, uitzetbaar is.
Verweerder heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd. Bekend is dat de piketcentrale vanaf 17.00 uur niet meer bereikbaar is. Bij het opmaken van het proces-verbaal is echter het standaard tekstblok gebruikt dat vermeldt
dat eiser in vreemdelingen-bewaring is gesteld zonder de aanwezigheid van een advocaat, omdat deze verklaarde hierbij niet aanwezig te kunnen zijn. Dit leidt evenwel niet tot onrechtmatigheid van de bewaring. Voorts valt uit de
stukken genoegzaam op te maken dat de strafrechtelijke heenzending van eiser om 17.04 uur plaatsvond en niet om 16.30 uur. Verder is het zicht op uitzetting naar Somalië problematisch. Daarvoor is de medewerking van eiser nodig.
Eiser zal in dat kader worden gehoord.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 82, vierde lid Vb wordt aan de vreemdeling tijdig mededeling gedaan van de hem toekomende bevoegdheid zich bij het gehoor te doen bijstaan door zijn raadsman. Voorts is in de
Vreemdelingencirculaire (Vc) 1994 onder hoofdstuk A7/3.4.3 bepaald dat de raadsman van de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld bij het verhoor aanwezig te zijn en de nodige opmerkingen te maken. Niet- naleving van deze
bepaling kan leiden tot de onrechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring.
Uit het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van verhoor in verband met artikel 26 Vw juncto artikel 82 Vb van 3 juli 2000 blijkt dat eiser heeft verklaard gebruik te willen maken van het recht zich bij het verhoor te doen bijstaan
door een raadsman. Voorts is in voornoemd proces-verbaal vermeld dat eiser in vreemdelingenbewaring is gesteld zonder de aanwezigheid van een advocaat omdat deze verklaarde hierbij niet aanwezig te kunnen zijn. Ter zitting heeft de
gemachtigde van verweerder evenwel aangegeven dat eiser in bewaring is gesteld zonder de aanwezigheid van een advocaat, niet omdat deze verklaarde hierbij niet aanwezig te kunnen zijn, maar omdat de piketcentrale na 17.00 uur niet
(meer) bereikbaar is. Hieruit volgt dat het proces-verbaal van verhoor in verband met artikel 26 Vw juncto 82 Vb onjuiste gegevens bevat, terwijl het voor de rechterlijke toetsing van essentieel belang is dat een door een
opsporings-ambtenaar op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal een juiste weergave is van de feitelijke gang van zaken.
Nu het voornoemde proces-verbaal kennelijk in strijd met de werkelijkheid is opgemaakt wordt hierdoor de rechtbank de mogelijkheid onthouden te beoordelen of de in artikel 82, vierde lid Vb neergelegde norm door verweerder is
nageleefd. Reeds hierom is de rechtbank van oordeel dat de bewaring, van aanvang af, onrechtmatig is geweest.
Gelet op het vorenstaande wordt het beroep gegrond verklaard en wordt de opheffing van de bewaring bevolen, ingaande 19 juli 2000.
Nu het voorgaande tot opheffing van de bewaring leidt, behoeft hetgeen overigens door eiser is aangevoerd geen verdere bespreking.
De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding als bedoeld in artikel 34j Vw toe te kennen en wel tot een bedrag van f 200,-- per dag dat eiser op een politiebureau ten
onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest en f 150,-- per dag dat eiser in het huis van bewaring ten onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest, derhalve in totaal f 2.800,--.
Gelet op het voorgaande is er voorts aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten van eiser in
verband met de behandeling van het beroep, welke zijn begroot op f 1.420,-- als kosten van verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING:
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt dat de bewaring ingaande 19 juli 2000 wordt opgeheven;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot f 2.800,-- (zegge: achtentwintighonderd gulden),
te betalen door de griffier van de rechtbank aan eiser;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag groot f 1.420,-- (zegge: veertienhonderdentwintig gulden), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Radder, rechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2000, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Sulsters, griffier.
Afschrift verzonden op: 25 augustus 2000
Conc.: es
Coll:
Bp:
D: b
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, voorzover het betreft het al dan niet toekennen van schadevergoeding of de hoogte daarvan. De Officier van Justitie kan binnen veertien dagen na de
uitspraak en de vreemdeling binnen een maand na de betekening van de uitspraak hoger beroep instellen door het afleggen van een daartoe strekkende verklaring bij de griffie van deze rechtbank.