ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9740
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak van Koerdische vreemdeling uit Irak
In deze zaak heeft de president van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage op 7 november 2000 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een Koerdische vreemdeling uit Irak. De vreemdeling, verzoeker, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag om toelating als vluchteling en de intrekking van zijn voorwaardelijke vergunning tot verblijf. Verzoeker had eerder op 22 oktober 1998 bezwaar ingediend tegen de afwijzing van zijn vluchtelingenaanvraag en op 4 maart 1999 bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn vergunning. Hij verzocht de rechtbank om te voorkomen dat hij uit Nederland zou worden verwijderd voordat op zijn bezwaarschriften was beslist.
De president oordeelde dat het bezwaarschrift van 22 oktober 1998 geen redelijke kans van slagen had, omdat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij gegronde redenen had te vrezen voor vervolging in Irak. De president concludeerde dat de vreemdeling, die eerder als lijfwacht van een politieke figuur had gewerkt, niet voldoende bescherming kon inroepen van de Patriottische Unie van Koerdistan (PUK) tegen de Islamitische Beweging (IMIK). Bovendien was de algehele situatie in Irak niet zodanig dat verzoekers verblijf in Nederland gerechtvaardigd kon worden op humanitaire gronden.
De president wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, zowel voor het bezwaarschrift van 22 oktober 1998 als voor dat van 4 maart 1999. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de voorwaardelijke vergunning tot verblijf van verzoeker terecht was gebeurd, omdat de beletselen voor uitzetting naar Noord-Irak waren opgeheven. De president concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de bezwaarschriften een redelijke kans van slagen hadden en dat verzoeker niet in Nederland mocht blijven totdat op zijn bezwaarschriften was beslist. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en de president verklaarde het bezwaarschrift van 4 maart 1999 ongegrond.