ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9737
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- H.C.A. Walda
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak van Soedanese verzoekers met twijfel over afkomst
In deze zaak hebben verzoekers, A en B, van Soedanese nationaliteit, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun asielaanvraag. De president van de Rechtbank 's-Gravenhage heeft op 18 oktober 2000 uitspraak gedaan. Verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, had de aanvragen van verzoekers om toelating als vluchteling afgewezen, met de stelling dat er ernstige twijfels bestonden over hun afkomst en identiteit. De president oordeelde dat de argumenten van verweerder niet voldoende onderbouwd waren. De president stelde vast dat de conclusie van verweerder dat de woonplaats van verzoeker niet zou bestaan, niet te controleren was en dat het taalonderzoek dat door verweerder was uitgevoerd, niet objectief kon worden getoetst. Dit leidde tot de conclusie dat verweerder een nader onderzoek naar de afkomst van verzoekers diende te verrichten. De president wees het verzoek om voorlopige voorziening toe en gebiedde verweerder zich te onthouden van uitzettingshandelingen totdat op het bezwaarschrift was beslist. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekers. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in gevallen waar de afkomst en identiteit van de verzoekers ter discussie staan.