10. Zoals hiervoor reeds door de rechtbank is aangegeven, is de uitleg die verweerder thans van zijn beleid geeft in hoofdlijnen – met inachtneming van de hierboven weergegeven kanttekeningen - niet onredelijk.
De rechtbank wijst er echter op dat het haar ambtshalve bekend is dat in de uitvoeringspraktijk met een zekere regelmaat wordt afgeweken van het onder rechtsoverweging II.8.2 door verweerder weergegeven standpunt dat het gegeven dat
de ouder in Nederland een nieuw gezin sticht, waartoe het kind nooit heeft behoord, op zichzelf geen betekenis heeft voor de beoordeling van de zaak.
Bovendien roept de thans door verweerder gegeven uitleg vragen op over de betekenis van de hiervoor in rechtsoverweging II.6 reeds opgenomen toelichting in de Vc 1994, en dan met name over de volgende bepalingen met betrekking tot
de aan de vreemdeling opgelegde bewijslast:
“Naarmate de scheiding tussen ouder en kind langer duurt, wordt de bewijslast voor de persoon in Nederland zwaarder. De ouder zal goede redenen moeten aanvoeren, waarom hij of zij het kind niet eerder naar Nederland heeft laten
overkomen. Tevens zal de ouder moeten aantonen op welke wijze invulling is gegeven aan de relatie tussen ouder en kind in de periode van de scheiding.”
Immers, blijkens het onder rechtsoverweging II.8.1 weergegeven standpunt van verweerder is de duurzame opname van het kind in een ander gezin weliswaar een noodzakelijke voorwaarde om vast te kunnen stellen dat de feitelijke
gezinsband is verbroken, doch blijkens rechtsoverweging II.8.3 is het enkele tijdsverloop daarvoor onvoldoende. Gelet hierop is het naar het oordeel van de rechtbank onbegrijpelijk dat een ouder die goede redenen heeft aangevoerd
waarom het kind niet eerder naar Nederland is overgekomen, en die daarmee in de opvatting van verweerder juist aannemelijk heeft gemaakt dat het kind niet duurzaam is opgenomen in een ander gezin, alsnog dient aan te tonen welke
invulling is gegeven aan zijn of haar relatie met het kind. Naar het oordeel van de rechtbank zal het beleid inzake de bewijslast zoals dat thans op schrift is gesteld pas in overeenstemming zijn met het beleid zoals dat thans door
verweerder wordt uitgelegd, wanneer het woord Tevens in bovengeciteerde passage vervangen wordt door het woord Of.
De stelling van verweerder dat de voorgaande passage dient te worden opgevat als niet meer dan een feitelijke constatering maakt het voorgaande niet anders, nu de rechtbank ambtshalve is gebleken dat deze passage in de
uitvoeringspraktijk (wel) voor betekenisvol en richtinggevend wordt gehouden. Het is de rechtbank namelijk ambtshalve bekend dat in de uitvoeringspraktijk, anders dan in de onder rechtsoverweging II.8.3 weergegeven uitleg, aan het
tijdsverloop een zelfstandige en, veelal, doorslaggevende betekenis wordt toegekend bij het beantwoorden van de vraag of een kind wel of niet duurzaam is opgenomen in een ander gezin.
Bovendien is de onder rechtsoverweging II.8.3 weergegeven opvatting van verweerder met betrekking tot het criterium om te bepalen wanneer het kind, tenzij het tegendeel aannemelijk is gemaakt, wordt geacht duurzaam te zijn opgenomen
in een ander gezin - namelijk dat dit het geval is wanneer er sprake is van feitelijke belemmeringen waar de ouder geen invloed op heeft, maar die tot gevolg hebben dat er geen reëel zicht meer is op de overkomst van het kind - naar
het oordeel van de rechtbank nieuw. Ook valt deze opvatting niet rechtstreeks uit de bewoordingen van de Vc 1994 op te maken.