ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9551

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/70766 VRONTO
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van vreemdeling na politie-inval in Jacobs café

In deze zaak gaat het om de onrechtmatigheid van de bewaring van eiser, die op 17 november 2000 in bewaring is gesteld op grond van de Vreemdelingenwet. Eiser, verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie tot zijn bewaring. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 november 2000, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.M. Berendsen, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. D. Kuiper van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

Eiser heeft aangevoerd dat zijn bewaring onrechtmatig is, omdat niet kan worden getoetst of zijn staandehouding rechtmatig was. Dit was het gevolg van een politie-inval in Jacobs café op 16 november 2000, waar hij niet in staat was zich te legitimeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de informatie in het proces-verbaal onvoldoende was om de rechtmatigheid van de controle in het café te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat er geen concrete aanwijzingen waren voor illegaal verblijf van de aanwezige personen in het café, waardoor de staandehouding van eiser niet rechtmatig was.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de opheffing van de bewaring bevolen, met terugwerkende kracht tot 28 november 2000. Tevens is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding aan eiser voor de onterecht opgelegde vrijheidsontneming, alsook tot vergoeding van de proceskosten van eiser. De totale schadevergoeding bedraagt 2.150 gulden, en de proceskosten zijn begroot op 1.420 gulden. De uitspraak is gedaan door mr. H.P.M. Meskers en openbaar uitgesproken op 28 november 2000.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
Sector Bestuursrecht
enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
op grond van artikel 8:70 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 34a Vreemdelingenwet (Vw)
reg. nr.: AWB 00/70766 VRONTO
inzake: [eiser], verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel te Ter Apel, eiser,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij bevel tot bewaring van 17 november 2000 is eiser op grond van artikel 26, eerste lid, onder a, van de Vw in bewaring gesteld. Op 17 november 2000 is eveneens schriftelijk een last tot uitzetting van eiser gegeven.
Bij beroepschrift van 17 november 2000 heeft mr. R.M. Berendsen, advocaat te Amsterdam, namens eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot bewaring. Daarbij is opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd alsmede toekenning van schadevergoeding en veroordeling van verweerder in de proceskosten.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 28 november 2000. Eiser is aldaar verschenen, bijgestaan door mr. Berendsen, voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door gemachtigde mr. D. Kuiper, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van verweerders ministerie. Tevens was ter zitting aanwezig S. Kotbas, tolk in de Turkse taal.
II. OVERWEGINGEN
Eiser heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd.
De bewaring van eiser is onrechtmatig nu niet getoetst kan worden of zijn staandehouding op grond van artikel 19, eerste lid, van de Vw rechtmatig is geweest.
Op 16 november 2000 heeft in Jacobs café een actie plaatsgevonden op grond van de Wet wapens en munitie (WWM), waarbij alle aanwezige personen zijn gecontroleerd terzake voornoemde wet alsmede om hun identiteit vast te stellen. Eiser heeft zich niet kunnen legitimeren waarna hij op grond van artikel 19, eerste lid, van de Vw is staandegehouden. De staandehouding van eiser is een direct gevolg van de controle in Jacobs café, zodat vastgesteld dient te worden of deze politie-inval rechtmatig is geweest. In het dossier bevindt zich echter slechts een proces-verbaal van 17 november 2000, waarin is opgenomen dat via de CID-Amsterdam informatie is binnengekomen dat in Jacobs café gehandeld zou worden in vuurwapens. Voorts is in het aanvullend proces-verbaal vermeld dat het bij de verbalisant bekend is dat in voornoemd café veelvuldig personen aanwezig zijn met een buitenlandse identiteit, te weten de Russische, Joegoslavische en Turkse. Gelet hierop was dan ook niet uit te sluiten dat bij controle van voornoemd café mogelijk personen konden worden aangetroffen die geen verblijfsrechtelijke status in Nederland hebben. De informatie die het voornoemde proces-verbaal bevat, is te summier en te algemeen gesteld om op basis hiervan de rechtmatigheid van de controle in Jacobs Café te kunnen toetsen.
Ten slotte blijkt uit het proces-verbaal van 17 november 2000 dat eiser op 16 november 2000 om 21:40 uur in Jacobs café is staandegehouden en op 16 november 2000 om 21:40 uur eveneens is opgehouden op het politiebureau Lijnbaansgracht op grond van artikel 19, tweede lid, van de Vw. Dit is onmogelijk, zodat op grond hiervan de bewaring eveneens onrechtmatig moet worden geacht.
Verweerder heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd.
De vreemdelingenrechtelijke bewaring van eiser is rechtmatig nu het voorafgaande traject steeds rechtmatig is geweest. Op 16 november 2000 heeft er een politie-inval in Jacobs café plaatsgevonden. De politie was bevoegd om op grond van artikel 19, eerste lid, van de Vw naar de identiteit van de aanwezige personen te vragen. De concrete aanwijzing over illegaal verblijf was gelegen in het feit dat zich blijkens het proces-verbaal van 17 november 2000 mogelijk illegaal in Nederland verblijvende personen in Jacobs café zouden bevinden. Op grond van hoofdstuk A5/4.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 1994 zijn alle aanwezige personen gecontroleerd. Eiser is in Jacobs café niet strafrechtelijk aangehouden, maar staandegehouden op grond van artikel 19, eerste lid, van de Vw.
Het bevreemdt dat eiser is staandegehouden in Jacobs café en tegelijkertijd eveneens is aangehouden op het politiebureau Lijnbaansgracht. Het moet hier om een kennelijke verschrijving gaan.
De rechtbank overweegt het volgende.
Eiser is tijdens een controle in Jacobs café op 16 november 2000 op grond van artikel 19, eerste lid, van de Vw staandegehouden. Blijkens het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van 17 november 2000 heeft deze controle plaats gehad omdat via de CID-Amsterdam bij de politie informatie was binnengekomen dat in Jacobs café gehandeld zou worden in vuurwapens. Voorts is in het aanvullend proces-verbaal van 17 november 2000 vermeld dat het bij verbalisant bekend is dat in voornoemd café veelvuldig personen aanwezig zijn met een buitenlandse identiteit, te weten de Russische, Joegoslavische en Turkse en dat dan ook niet uit te sluiten was dat bij controle van voornoemd café mogelijk personen konden worden aangetroffen die geen verblijfsrechtelijke status in Nederland hebben.
De rechtbank gaat er op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van uit dat eiser niet als verdacht van overtreding van de WWM is gevraagd zich te identificeren, maar na staandehouding op grond van artikel 19, eerste lid, van de Vw. Volgens deze bepaling bestaat de bevoegdheid tot staandehouding van personen ter vaststelling van de identiteit, nationaliteit en verblijfsstatus op grond van concrete aanwijzingen over illegaal verblijf. Uit de voorhanden zijnde informatie in het dossier kan echter niet worden geconcludeerd dat er ten aanzien van de personen die zich in Jacobs café bevonden concrete aanwijzingen over illegaal verblijf als bovenbedoeld aanwezig waren. Dat zich in dat café vaak vreemdelingen van genoemde nationaliteiten bevinden, rechtvaardigt op zichzelf geen controle als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Vw. Uit dat gegeven volgt immers nog niet dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat deze personen illegaal in Nederland verblijven.Van andere feiten waaruit concrete aanwijzingen over illegaal verblijf voortvloeien, blijkt verder niet uit het dossier.
Nu de staandehouding van eiser, gelet op het voorgaande, niet rechtmatig kan worden geacht, is de daarop volgende bewaring evenmin rechtmatig te achten. Derhalve wordt het beroep gegrond verklaard en wordt de opheffing van de bewaring bevolen, ingaande heden.
Gelet op het voorgaande behoeft hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd geen bespreking meer.
De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding als bedoeld in artikel 34j van de Vw toe te kennen en wel tot een bedrag van ¦ 200,-- per dag dat eiser op een politiebureau ten onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest en f 150,-- per dag dat eiser in het Huis van Bewaring ten onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest, derhalve in totaal ¦ 2.150,--.
Gelet op het vorengaande is er voorts aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten van eiser in verband met de behandeling van het beroep, welke zijn begroot op ¦ 1.420,-- als kosten van verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING:
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt dat de bewaring ingaande 28 november 2000 wordt opgeheven;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot
¦ 2.150,-- (zegge: tweeduizendeenhonderdvijftig gulden), te betalen door de griffier van de rechtbank aan eiser;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag groot
¦ 1.420,-- (zegge: veertienhonderdtwintig gulden), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P.M. Meskers, rechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 28 november 2000, in tegenwoordigheid van mr. S.J. Giling, griffier.
Afschrift verzonden op:
Conc.: SG
Coll:
Bp: -
D: C
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, voorzover het betreft het al dan niet toekennen van schadevergoeding of de hoogte daarvan. De Officier van Justitie kan binnen veertien dagen na de uitspraak en de vreemdeling binnen een maand na de betekening van de uitspraak hoger beroep instellen door het afleggen van een daartoe strekkende verklaring bij de griffie van deze rechtbank.