ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9475
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toelating op basis van gezinsvorming en de beoordeling van schijnhuwelijken
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 13 juni 2000 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, A, en de Minister van Buitenlandse Zaken. Eiser, geboren in 1974 en van Marokkaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij zijn Nederlandse echtgenote, B, te kunnen wonen. De aanvraag werd afgewezen op 31 mei 1999, met als argument dat het huwelijk tussen eiser en referente een schijnhuwelijk zou zijn. Verweerder baseerde deze stelling op eerdere huwelijken van referente, waarbij telkens een verblijfsrecht werd verkregen voor de toenmalige echtgenoten.
De rechtbank oordeelde echter dat de eerdere huwelijken van referente niet als bewijs konden dienen voor de claim dat het huwelijk met eiser een schijnhuwelijk was. De rechtbank benadrukte dat eerdere huwelijken niet zonder meer informatie verschaffen over de aard van een later huwelijk. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was en dat het beroep van eiser gegrond was. Het besluit werd vernietigd en verweerder werd opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
De rechtbank oordeelde verder dat verweerder als in het ongelijk gestelde partij moest worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die werden begroot op 1.420 gulden. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is van belang voor de beoordeling van aanvragen voor gezinsvorming en de criteria voor het vaststellen van schijnhuwelijken.