ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9467

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 oktober 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/8087
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.C. Greeuw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating van een alleenstaande vreemdeling van 85 jaar met kinderen in Nederland en Duitsland

In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiseres, een 85-jarige alleenstaande vreemdeling van Turkse nationaliteit, voor een vergunning tot verblijf in Nederland bij haar in Nederland woonachtige zoon. Eiseres heeft een beroep gedaan op het ouderenbeleid van de Staatssecretaris van Justitie, dat inhoudt dat vreemdelingen van 65 jaar en ouder in aanmerking kunnen komen voor toelating indien (vrijwel) al hun kinderen in Nederland wonen. Eiseres heeft echter slechts twee van haar zes kinderen in Nederland wonen, terwijl de overige vier kinderen in Duitsland verblijven. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van het ouderenbeleid, omdat niet kan worden gesteld dat (vrijwel) al haar kinderen in Nederland wonen.

Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat er klemmende redenen van humanitaire aard zijn die haar verblijf in Nederland rechtvaardigen. De rechtbank erkent dat eiseres op hoge leeftijd is en in toenemende mate zorg zal behoeven, maar oordeelt dat de zorg die zij nodig heeft in redelijkheid niet van haar buren kan worden verwacht. De rechtbank wijst erop dat eiseres niet heeft aangetoond dat haar huis in Turkije onbewoonbaar is geworden en dat er geen andere kinderen in Turkije zijn die voor haar kunnen zorgen. De rechtbank concludeert dat de motivering van verweerder tekortschiet, maar dat de enkele hoge leeftijd van eiseres niet voldoende is om haar verblijf in Nederland te rechtvaardigen.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden beschikking van de Staatssecretaris van Justitie en draagt verweerder op om binnen tien weken opnieuw te beslissen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en het betaalde griffierecht.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Haarlem
enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
U I T S P R A A K
artikel 8:77 Algemene Wet Bestuursrecht (Awb)
artikel 33a Vreemdelingenwet (Vw)
reg.nr: AWB 99/8087 VRWET H
inzake: A, geboren op [...] 1915, van Turkse nationaliteit, eiseres
gemachtigde: mr. M.C. de Jong, advocaat te Rotterdam,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. M.B. Langius, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te 's-Gravenhage.
1. GEGEVENS INZAKE HET GEDING
1.1 Aan de orde is het beroep tegen het besluit van verweerder van 3 september 1999, waarbij de niet-inwilliging van de aanvraag om eiseres een vergunning tot verblijf te verlenen met als doel verblijf bij zoon B, is gehandhaafd.
1.2 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en in zijn verweerschrift geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2000. Daarbij hebben eiseres en verweerder bij monde van hun gemachtigden hun standpunten nader uiteengezet.
2. OVERWEGINGEN
2.1 Eiseres heeft aan haar aanvraag en het onderhavige beroep ten grondslag gelegd dat zij in aanmerking komt voor toelating bij haar in Nederland woonachtige zoon, referent, op grond van verweerders beleid ten aanzien van de
toelating van vreemdelingen van 65 jaar en ouder (het ouderenbeleid) dan wel klemmende redenen van humanitaire aard. Ter zitting is gebleken dat eiseres het beroep op het verruimde gezinsherenigingsbeleid heeft ingetrokken.
2.2 Ingevolge artikel 11, vijfde lid, Vw kan het verlenen van een vergunning tot verblijf aan een vreemdeling worden geweigerd op gronden aan het algemeen belang ontleend. Het door verweerder bij de toepassing van dit artikellid
gevoerde beleid is vastgelegd in de Vreemdelingencirculaire 1994 (Vc).
2.3 Ingevolge het beleid inzake de toelating van vreemdelingen van 65 jaar en ouder zoals neergelegd in Vc B1/9, voor zover hier van belang, komt voor toelating in aanmerking de vreemdeling van 65 jaar en ouder indien deze in het
land van herkomst alleenstaand is, hetgeen met gelegaliseerde en officiële documenten dient te worden aangetoond, en indien (vrijwel) alle kinderen in Nederland wonen. Indien er één of meer kinderen in het land van herkomst wonen
die geacht kunnen worden om voor opvang van de betrokkene zorg te dragen, is toelating op grond van dit beleid niet mogelijk.
2.4 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor toelating op grond van het ouderenbeleid. Nu twee kinderen in Nederland wonen en 4 kinderen - 2 zoons en 2 stiefdochters - in
Duitsland verblijven, kan niet gezegd worden dat (vrijwel) alle kinderen van eiseres in Nederland wonen. De omstandigheid dat de kinderen in Duitsland niet bereid zouden zijn voor hun moeder te zorgen doet hieraan niet af. Voorts is
er geen sprake van dusdanig klemmende redenen van humanitaire aard dat om die reden aan eiseres verblijf hier te lande toekomt. Immers bij het gehoor door de Ambtelijke Commissie (AC) is naar voren gekomen dat de voormalige buren
van eiseres de laatste jaren een ondersteunende rol hebben gespeeld bij de verzorging van eiseres. Gesteld noch gebleken is dat zij hiertoe niet meer bereid danwel in staat zouden zijn.
2.5 Eiseres heeft hiertegen in beroep aangevoerd dat de ratio van de voorwaarde in het ouderenbeleid dat (vrijwel) alle kinderen in Nederland dienen te wonen, is dat een vreemdeling alleen toelating kan krijgen indien er geen andere
kinderen zijn in het land van herkomst die voor de vreemdeling kunnen zorgen. Nu er geen kinderen meer in Turkije woonachtig zijn brengt een redelijke uitleg van het beleid met zich mee dat aan de voorwaarden is voldaan, temeer nu
de zoons en stiefdochters in Duitsland niet bereid zijn voor eiseres te zorgen. Nu in Turkije geen opvang meer aanwezig is en gezien de zeer hoge leeftijd van eiseres zou het onevenredig hard zijn om eiseres naar Turkije te doen
terugkeren. Van de buren van eiseres kan niet verlangd worden dat zij de verzorging van eiseres op zich nemen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
2.6 Eiseres wordt niet gevolgd in haar standpunt dat de ratio van de voorwaarde dat (vrijwel) alle kinderen in Nederland wonen is dat een vreemdeling toelating verkrijgt als er geen andere kinderen in het land van herkomst wonen.
Het beleid, zoals hiervoor onder 2.3 weergegeven, veronderstelt immers al dat er geen kinderen in het land van herkomst wonen. De ratio van de voorwaarde is, zoals door verweerders gemachtigde ter zitting toegelicht, dat een
alleenstaande vreemdeling vanwege het feit dat (vrijwel) al zijn kinderen in Nederland wonen, dusdanige sterke banden met Nederland heeft dat hem om die reden toelating verleend wordt. De rechtbank acht dit beleid niet onredelijk.
Nu slechts twee van de zes kinderen van eiseres in Nederland wonen, is niet voldaan aan de hier aan de orde zijnde voorwaarde en komt eiseres daarom reeds niet in aanmerking voor toelating op grond van het ouderenbeleid.
2.7 Resteert de vraag of er sprake is van zodanig klemmende redenen van humanitaire aard dat om die reden alsnog aan eiseres verblijf hier te lande toekomt. Verweerder heeft zich in de bestreden beschikking op het standpunt gesteld
dat het enkele feit dat eiseres inmiddels 85 jaar oud is geen grond is om haar verblijf hier te lande toe te staan, aangezien niet gebleken is dat haar fysieke en geestelijke gesteldheid zodanig is dat zij niet zelfstandig in het
land van herkomst zou kunnen verblijven. Daarbij komt, aldus verweerder, dat zij niet geheel van sociaalmaatschappelijk contact verstoken hoeft te zijn, gelet op de ondersteunende rol van de buren bij de verzorging van eiseres.
De rechtbank acht deze motivering tekort schieten. Eiseres is 85 jaar oud en derhalve van een leeftijd, op grond waarvan reeds mag worden aangenomen dat zij in (snel) toenemende mate zorg zal behoeven. Daarbij komt dat door eiseres
ter zitting van de ambtelijke commissie aangegeven is dat zij niet in staat is iets te doen, moeilijk kan staan en hartklachten heeft waarvoor zij medicijnen gebruikt. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat de zorg die eiseres,
gelet op haar leeftijd en klachten, behoeft en in toenemende mate zal behoeven in redelijkheid niet van buren kan worden verlangd. Verweerders standpunt in de bestreden beschikking dat eiseres niet bij haar buren behoeft in te
trekken, maar in haar eigen huis kan blijven wonen, gaat voorts voorbij aan de door eiseres - ook ter zitting van verweerders ambtelijke commissie - gestelde omstandigheid, dat haar huis na haar vertrek onbewoonbaar is geworden.
Ter zitting heeft verweerders gemachtigde betwijfeld dat er in het land van herkomst geen kinderen van eiseres woonachtig zijn die voor haar kunnen zorgen, aangezien niet is aangetoond dat de andere vier kinderen in Duitsland
woonachtig zijn. De rechtbank stelt vast dat die twijfel niet uit de bestreden beschikking te destilleren is. Integendeel, in die beschikking wordt, gelet op de gebezigde overwegingen, ervan uitgegaan dat de overige kinderen van
eiseres in Duitsland wonen. Het gaat dan niet aan, zonder dat gebleken is van nieuwe feiten of omstandigheden, deze twijfel ter zitting tegen te werpen. De rechtbank laat dit dan ook buiten beschouwing.
2.8 Het beroep is mitsdien gegrond. Het besluit komt derhalve voor vernietiging in aanmerking. Verweerder zal een nieuw besluit dienen te nemen met inachtneming van hetgeen overwogen in deze uitspraak.
2.9 In dit geval ziet de rechtbank aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door eiseres gemaakt proceskosten, zulks met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De kosten zijn op voet van het bepaalde in het bovengenoemde besluit vastgesteld op ƒ 1.420,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
2.10 De rechtbank ziet tevens aanleiding om met toepassing van artikel 8:74, eerste lid, Awb te bepalen dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht ad ƒ 225,-- zal vergoeden.
3. BESLISSING
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt de bestreden beschikking van 3 september 1999;
3.3 draagt verweerder op om binnen tien weken na verzending van deze uitspraak opnieuw te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad ƒ 1.420,-- onder verwijzing naar de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiser moet voldoen;
3.5 wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht ad ƒ 225,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.C. Greeuw, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2000, in tegenwoordigheid van mr. M. Valk als griffier.
afschrift verzonden op: 8 november 2000
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.