ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9461
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Iraakse Koerd met vrees voor vervolging door IMIK
In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van eiser, een Iraakse Koerd, die vreesde voor vervolging door de Islamitische Beweging van Irak (IMIK) bij terugkeer naar zijn land van herkomst. Eiser, geboren in 1954, had eerder in Irak problemen ondervonden vanwege zijn lidmaatschap van de Patriottische Unie van Koerdistan (PUK) en zijn kritische uitlatingen over de IMIK. De rechtbank beoordeelt of de vrees van eiser voor vervolging en een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) gegrond is. De rechtbank oordeelt dat de informatie van de minister van Buitenlandse Zaken, die stelde dat de IMIK buiten Halabja geen reële bedreiging vormt, niet voldoende is om de vrees van eiser te ontkrachten. De rechtbank concludeert dat de asielrelaas van eiser geloofwaardig is en dat hij bij terugkeer naar Noord-Irak een reëel risico loopt op vervolging door de IMIK. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden beschikking van de staatssecretaris van Justitie en draagt deze op om opnieuw te beslissen met inachtneming van de uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser.