ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9459
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herhaalde aanvraag om vergunning tot verblijf en de toepassing van nieuwe jurisprudentie
In deze zaak gaat het om een herhaalde aanvraag van eiser, een Ghanese nationaliteit, om een vergunning tot verblijf in Nederland. De aanvraag werd ingediend op 8 november 1999, één dag voordat de rechtbank uitspraak deed in een eerdere procedure. Eiser verklaarde dat hij deze nieuwe aanvraag indiende om te voorkomen dat het mvv-vereiste tegengeworpen zou worden in het geval de eerdere uitspraak negatief zou zijn. De rechtbank behandelde in deze procedure nagenoeg hetzelfde feitencomplex als in de vorige procedure. Eiser stelde dat de veranderde jurisprudentie aanleiding moest geven tot een ander oordeel, maar de rechtbank oordeelde dat hij in wezen hoger beroep wilde instellen, wat niet mogelijk was volgens artikel 33e van de Vreemdelingenwet.
De rechtbank overwoog verder dat eiser niet voldoende nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die een heroverweging van het eerdere besluit rechtvaardigden. Eiser had eerder een aanvraag ingediend die was afgewezen, en de rechtbank had in een eerdere uitspraak al geoordeeld dat er geen klemmende redenen van humanitaire aard waren om hem verblijf in Nederland toe te staan. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag op juiste gronden was afgewezen en dat er geen aanleiding was om het bestreden besluit te vernietigen.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat er geen relevante nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die tot een andere beslissing zouden moeten leiden. De uitspraak werd gedaan op 9 november 2000 door rechter D. Radder, in aanwezigheid van griffier M.J. Wientjes.