ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9451
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F. Salomon
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en mvv-vereiste in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 22 november 2000 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de aanvraag van eiseres, A, om toelating als vluchteling. Eiseres, van Somalische nationaliteit, had op 13 oktober 1999 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf bij haar Nederlandse echtgenoot. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie buiten behandeling gesteld omdat eiseres niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiseres had eerder een asielaanvraag ingediend, maar deze was op 27 september 1999 afgewezen en het bezwaar daartegen was op 18 november 1999 ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat de vrijstellingsgrond van artikel 16a, derde lid, onder b van de Vreemdelingenwet (Vw) niet van toepassing was, omdat de asielprocedure ten tijde van het primaire besluit niet meer aanhangig was.
Eiseres stelde dat zij vanwege psychische klachten vrijstelling van het mvv-vereiste diende te krijgen. De rechtbank oordeelde dat de door eiseres overgelegde medische verklaring niet voldoende was om aan te tonen dat zij in Nederland medische zorg nodig had. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag op goede gronden buiten behandeling was gesteld, omdat eiseres niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De rechtbank overwoog verder dat eiseres niet kon worden vrijgesteld van het mvv-vereiste op basis van de hardheidsclausule, aangezien zij niet aannemelijk had gemaakt dat terugkeer naar Somalië onmogelijk was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie.