ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9450
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.H. de Jong- van Dooijeweert
- Rechtspraak.nl
Toelating tot verblijf op basis van partnerbeleid en middelenvereiste
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, een Surinaamse nationaliteit bezittende man, voor een vergunning tot verblijf in Nederland op basis van zijn relatie met een Nederlandse partner. Eiser diende zijn aanvraag in op 9 september 1998, maar deze werd op 26 oktober 1998 door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen. Eiser maakte bezwaar, maar dit werd op 8 juni 1999 ongegrond verklaard. Hierop volgde een beroepschrift op 2 juli 1999, waarbij eiser zijn standpunt verder onderbouwde. De rechtbank heeft de zaak versneld behandeld en op 27 oktober 2000 vond de zitting plaats. Eiser werd bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de verweerder vertegenwoordigd werd door een ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
De rechtbank oordeelde dat de verweerder ten onrechte het netto-normbedrag voor gezinnen had vergeleken met het netto-inkomen van de partner van eiser als alleenstaande, in plaats van als samenwonend. Dit was in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat het bestreden besluit niet deugde en vernietigd moest worden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en verplichtte de verweerder om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op f 1.420,- werden begroot.
De uitspraak benadrukt het belang van het middelenvereiste in het partnerbeleid en de noodzaak voor de overheid om een zorgvuldige afweging te maken bij de beoordeling van aanvragen voor verblijf op basis van een relatie. De rechtbank stelde vast dat de partner van eiser niet voldoende middelen van bestaan had, maar dat dit niet op de juiste wijze was beoordeeld door de verweerder. De uitspraak is gedaan op 24 november 2000.