ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9320
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J.Th.H. Zimmerman
- F. Salomon
- Rechtspraak.nl
Uitzetting van vreemdelingen en mvv-vereiste in het bestuursrecht
In deze zaak, behandeld door de president van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage op 15 september 2000, gaat het om de verzoeken van twee Marokkaanse kinderen, A en B, die sinds augustus 1999 in Nederland verblijven. Hun moeder, D, had op 16 februari 2000 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf met als doel 'verblijf bij ouders'. De aanvraag werd echter op 10 april 2000 buiten behandeling gesteld door de Staatssecretaris van Justitie, wat leidde tot een bezwaar van de moeder. De president moest beslissen of de uitzetting van de kinderen niet achterwege kon worden gelaten totdat er op het bezwaar was beslist.
De president oordeelde dat het van onevenredige hardheid getuigt om aan het mvv-vereiste vast te houden, gezien de onrechtmatige afwijzing van de mvv-aanvraag van de kinderen in 1997. De president stelde vast dat de kinderen al een jaar in Nederland naar school gingen en dat een terugkeer naar Marokko hen zou schaden, zowel emotioneel als onderwijskundig. De president concludeerde dat de weigering van de vergunning tot verblijf niet gerechtvaardigd was en dat de kinderen in aanmerking kwamen voor een vergunning tot verblijf bij hun ouders.
De president verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat de kinderen een vergunning tot verblijf moesten krijgen. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de kosten van het geding, die op een totaal van Fl. 2130,- werden begroot. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid in bestuursprocedures, vooral wanneer het gaat om de rechten van kinderen en de gevolgen van overheidsbeslissingen op hun leven.