ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9319
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- F. Salomon
- Rechtspraak.nl
Veiligheid van Noord-Irak als vestigingsalternatief voor afgewezen asielzoekers uit Irak
In deze uitspraak van de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 september 2000, met zaaknummer AWB 99/12853, werd de president geconfronteerd met de vraag of de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie om verzoeker, een Iraakse asielzoeker, uit Nederland te verwijderen, rechtmatig was. Verzoeker, die sinds 29 augustus 1997 in Nederland verbleef, had een aanvraag ingediend voor verlenging van zijn voorwaardelijke vergunning tot verblijf, welke was afgewezen. Hij maakte bezwaar tegen deze beslissing en vroeg de president om een voorlopige voorziening, zodat zijn uitzetting niet zou plaatsvinden totdat op zijn bezwaar was beslist.
De president oordeelde dat het ambtsbericht van 12 april 2000 inzake Noord-Irak niet voldoende basis bood om te concluderen dat Noord-Irak in zijn algemeenheid als veilig vestigingsalternatief voor afgewezen asielzoekers kan worden aangemerkt. Het ambtsbericht stelde dat de sociaal-economische en humanitaire omstandigheden in Noord-Irak niet op basis van generalisatie konden worden beoordeeld en dat elk geval individueel moest worden geanalyseerd. Verzoeker had geen banden met Noord-Irak, wat zijn situatie verder compliceerde.
De president concludeerde dat de uitzettingsbeslissing van verweerder niet rechtmatig was, omdat niet kon worden vastgesteld dat verzoeker een vestigingsalternatief had in Noord-Irak. De president wees het verzoek om een voorlopige voorziening toe, waardoor verzoeker niet uit Nederland mocht worden verwijderd totdat op zijn bezwaar was beslist. Tevens werd verweerder veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van verzoeker waren begroot op Fl. 1.420,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van individuele beoordeling van asielzoekers en de complexiteit van de situatie in Noord-Irak.