ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9290
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- E.H. de Jong-van Dooijeweert
- Rechtspraak.nl
Toegang tot de rechter en griffierecht in asielzaken
In deze zaak heeft de president van de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 september 2000 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoekster, een Roemeense nationaliteit, had eerder een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling, welke was afgewezen. Na een herhaalde aanvraag en een verzoek om opvang bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om opvang. Tevens heeft zij verzocht om ontheffing van het griffierecht, omdat zij stelde dat de heffing daarvan haar recht op toegang tot de rechter zou belemmeren. De president overwoog dat de wetgever rekening heeft gehouden met de financiële omstandigheden van asielzoekers en dat de hoogte van het griffierecht niet zodanig is dat het recht op toegang tot de rechter niet effectief kan worden uitgeoefend. Verzoekster heeft niet aangetoond dat zij niet in staat is het griffierecht te betalen. De president concludeerde dat het beroep op artikel 6 en 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens niet slaagde, omdat het recht op toegang tot de rechter niet absoluut is en de heffing van griffierecht in dit geval gerechtvaardigd was. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat er geen aanleiding was om verzoekster te ontheffen van de verplichting tot het betalen van griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een goede afweging tussen de belangen van asielzoekers en de wettelijke vereisten omtrent griffierechten.